Vragende/ontkennende zinnen. 1.Met behulp van to do Betalen wij de rekening? Do we pay the bill? Wij betalen de rekening niet. We do not pay the bill.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammar Chapter 4 – G3 Aangeplakte vragen = Question tags.
Advertisements

Grammar Chapter 4 – G1 What en Which.
Vragend en Ontkennend maken
Grammar Chapter 1-G3 Vragen.
You do remember, don’t you?
Moeten: must, have (got) to, should, should have
Betrekkelijk vnw. = Relative Pronoun
Grammar Chapter 5 Grammar 1 …self / …selves en each other.
Grammar Chapter 6 G 1 De Passive.
In het Nederlands antwoord je vaak heel kort:
Everything you need to know for your test in the test week!
RWW unit 6 Passive-de lijdende vorm Vergelijk deze zinnen:
Interrogative sentences
Directe rede  Indirecte rede
Hulpwerkwoorden can must may etc.
en ‘If-zinnen’ (klik hier als je meteen naar If-zinnen wilt.)
Woordvolgorde met woorden van tijd
In deze powerpoint vind je basis-grammatica: zaken die je na 3 onderbouwjaren eigenlijk niet onbekend voor mogen komen. Klik op een van onderstaande onderwerpen.
Vragen stellen Vormen van ‘to be’ kunnen de enige werkwoorden in de vraagzin zijn. Ben ik je beste vriend? Am I your best friend?
Lesson 3 PPTs komen op: Extra English Lesson 3 PPTs komen op:
Past Simple Onvoltooid verleden tijd Regelmatige werkwoorden:
Definities: Present Simple en Past Simple
Past Simple (verleden tijd)
Vorige keer: Verleden tijd: (To be) I am in London. I was in London.
Grammar 4.2 Will, shall & to be going to
Grammar 3 Must = moeten (van jezelf) Should = Zou moeten (van jezelf) It’s getting late. I must go now. It’s getting late. I should go now. Mustn’t = moeten.
Question-tags toch? is het niet? nietwaar? hè? is het wel?
All right 1thv unit 7 gr 2.1 en 2.2.
Woordvolgorde Bepaling van tijd.
The future  vorm 1: een voorspelling doen  Will + hele ww : I will see you soon  Let op: will + not = won't  Shall + hele ww: Shall I help you? 
DE 5 HOOFDTIJDEN VAN DE ENGELSE GRAMMATIKA :
Nothing Is As It Seems Lesson 7 What’s the Story?.
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Question tags.
Kom, ga met ons mee Come, go with us. ‘Wij vertrekken nu naar het land dat de Heer ons beloofd heeft. Ga met ons mee! Je zult het goed hebben bij ons.
Allesvoorengels.nl. 1. Hoe maak je vragen in de Past Simple? 2. Oefeningen 3. Samenvatting allesvoorengels.nl.
Present Simple Tegenwoordige Tijd.  Om aan te geven dat iets nu een gewoonte is. Er zijn een aantal woorden die aangeven dat het om een gewoonte gaat.
The Future Hoe spreek je over toekomstige activiteiten in het Engels?
Present Simple >< Present Continuous
Allesvoorengels.nl. 1. Wat betekenen aangeplakte vragen? 2. Aangeplakte vragen na am, is, are, can, could, will, have 3. Aangeplakte vragen na andere.
Allesvoorengels.nl. 1. Wat betekenen de werkwoorden (to) be en can? 2. Hoe maak je korte antwoorden met (to) be en can? 3. Oefeningen allesvoorengels.nl.
Present perfect Voltooid tegenwoordige tijd. Bevestigende zinnen De present perfect bestaat uit have / has + voltooid deelwoord. I, you, we, they have.
Grammar – period 2.
The Passive Year 4.
De Onvoltooid Verleden Tijd
Bijwoorden van tijd allesvoorengels.nl.
Past Simple (v.t.) onRegelmatige werkwoorden allesvoorengels.nl.
ABILITY = IN STAAT ZIJN.
Toekomende tijd: met “going to”
Chapter 4 Going out Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Woordvolgorde in Engelse bevestigende en vragende zinnen.
Chapter 4 Going out Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Betrekkelijk voornaamwoorden
Vragen in de Present Simple (t.t.)
Hulpwerkwoorden Hoofdwerkwoorden vs hulpwerkwoorden
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Toekomende tijd: met “will”
NEW INTERFACE UNIT 2 : GRAMMAR
Chapter 3 Who dares? Grammar Stepping Stones 3 havo
Past Simple Wat is de Past Simple? Wanneer gebruik je de Past Simple?
Chapter 2 What’s up? Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Who/which voornaamwoorden
Living in the Promised Land Leven in het Beloofde Land
Matthew 16 “But who do you say that I am?”  Simon Peter replied, “You are the Christ, the Son of the living God.”  And Jesus answered him, “Blessed are.
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Hoe maak je zinnen vragend in het Engels.
Past simple vs present perfect
When to use “the” Unit 4 studybox 2.
Transcript van de presentatie:

Vragende/ontkennende zinnen

1.Met behulp van to do Betalen wij de rekening? Do we pay the bill? Wij betalen de rekening niet. We do not pay the bill.

O.T.T.: 3 e persoon enkelvoud: does of does not Werkt hij hier? Does he work here? Hij werkt hier niet. He does not work here.

O.V.T.: voor alle personen: did of did not Betaalden wij de rekening? Did we pay the bill? Hij werkte hier niet. He did not work here.

Let op! Na een vorm van to do volgt altijd het hele werkwoord. Werkt jouw broer hier? Does your brother work here? Praatte zij met Peter? Did she talk to Peter?

zonder gebruik van het hulpwerkwoord to do 2. Met andere hulpwerkwoorden: to have: Has he bought the computer? He has not bought the computer

to be: Is he my uncle? He is not my uncle. can: Can he come tomorrow? He cannot come tomorrow.

Andere hulpwerkwoorden Will : Will he come tomorrow? Shall: Shall we meet tonight? May: May I have this dance? Must: Must you go out tonight?

3.Als de zin begint met who, which, what, gebruik je ook geen to do. Wat gebeurde er vorige week? What happened last week? Wie vertelde hem dat verhaal? Who told him that story? Wie van jullie gaat vanavond uit? Which of you is going out tonight?

Reader p. 22 & 23