STOFUITWISSELING TUSSEN CELLEN EN HUN OMGEVING

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Freek Terheggen, Kaz de Bruijn, Eva Willemsen en Minke Greeven
Advertisements

H2 Cellen in Werking De bouw van cellen
Soorten evenwichten 5 Havo.
Stofwisseling in planten
Het eenheidsmembraan.
Marjolein Willemse Postvakje in oost Dinsdag, woensdag en donderdag.
O1 week 2 Homeostase Diffusie osmose filtratie
Hypertoon Isotoon Hypotoon Vacuole Ingedikt Evenwicht Opgezwollen.
Celorganellen.
Diffusie, osmose en plasmolyse.
AFI1 Cxx53 1 en 2 Milieu interieur Uitwisseling van stoffen
Stofwisseling in planten
Weefselvloeistof en lymfe
5 Plantaardige en dierlijke cellen
Stoffentransport tussen cellen en hun omgeving
Membranen en transport van moleculen
Osmose bij planten Turgor en plasmolyse.
Classificeren van planten
Transport van warmte-energie
Trainingsleer Eelbode Elke.
15.4 Transport van stoffen door de darmwand.
warmte Warmte is een energievorm en is niet hetzelfde als temperatuur.
Transport Bs 1&2 Bloed en bloedsomloop. Transport van stoffen Klein afstanden: van cel tot cel –DIFFUSIE Bloedsomloop (mens) –Dubbele bloedsomloop Grote.
Transport Bloed en bloedsomloop Informatie en animaties over het bloed.
Uitscheiding 6A.
Samenvatting Bloedsomloop
Animatie Turgor en plasmolyse.
De wondere wereld van de cel
Passief en actief transport
De Meetcyclus Control en/of Feedback Object Signaal Meting Analyse
Waar haal je de energie vandaan?
Paragraaf 10.3 Cellen in Bad.
Bloedvatenstelsel 5Havo.
Wortels Functies: Verankeren van de plant
Paragraaf 2.4 Aan de celgrens.
STOFUITWISSELING TUSSEN CELLEN EN HUN OMGEVING
Transport van stoffen Deze les leer je: – de stappen van wetenschappelijk onderzoek opzetten. – hoe transport van stoffen plaatsvindt in een vloeibaar.
Thema 2 Cellen § 2.4 Opname en afgifte van stoffen tussen cellen en het uit- of inwendig milieu.
Organellen in de cel Submicroscopische bouw van de cel.
THEMA 2 CELLEN BIOLOGIE DIGITAAL
Bouwstenen van het leven
Inleiding in de biologie
B. Stof 7 Membranen en het transport van stoffen
Thema cellen Processen
HAVO 4 Thema 1: Inleiding in de biologie Boek: Biologie voor jou Deel: HAVO A.
Waaruit bestaat een plantencel
Hoofdstuk 2 De cel.
Hoofdstuk 4 Transport in cellen
Thema 3 Organen en cellen
Osmose, turgor en plasmolyse bij planten
Zelfstandigheidproject 3 VWO
5 Transport ©JasperOut.nl.
Wat zijn nerven ? Vaatbundels  = ?? Rood = houtvaten ?
Menselijke cel De cel is de kleinste functionele bouweenheid van het menselijk lichaam.
Verschillen tussen plantencellen en dierlijke cellen
Celorganellen Een celorganel is een klein celonderdeel met een specifieke taak of taken Er zijn veel verschillende soorten organellen. Voor dit jaar moet.
De huid in beweging Hst. 1 Cellen en weefsels (blz. 9 t/m 23)
Organellen in de cel Submicroscopische bouw van de cel.
Stoffen transport tussen cellen en hun omgeving.
Diffusie § 10.2 pg 98.
Basisstof 7 Transport van stoffen door de darmwand.
Dierlijke cel 1=lysosoom; 2=celmembraan; 3=mitochondrium; 4=endoplasmatisc reticulum (ER); 5=cytoplasma; 6=kernmembraan; 7=kernporie; 8=kern; 9=kernlichaampje;
Herhalingspowerpoint bs 2 t/m 4
Rond je cellen (BS 9.5).
Wat gaan we vandaag doen
dierlijke cel en een plantaardige cel
Transcript van de presentatie:

STOFUITWISSELING TUSSEN CELLEN EN HUN OMGEVING Thema 3 STOFUITWISSELING TUSSEN CELLEN EN HUN OMGEVING DEEL 1 De cel: basiseenheid van leven

1 Biomembranen Functie van biomembranen p.68 Transport van stoffen in en uit de cel tussen cytoplasma en celorganellen Herkennen van stoffen sommige membraanproteïnen hebben een receptorfunctie bv. insulinereceptor

Gasuitwisseling door de huid Pantoffeldiertjes met kloppende vacuole Transport van stoffen door een biomembraan 2 2.1 Transport van stoffen in en uit cellen Stofuitwisseling tussen cel en omgeving is noodzakelijk voor: opname van energierijke stoffen en bouwstoffen. afgave van afvalstoffen. Gasuitwisseling door de huid Pantoffeldiertjes met kloppende vacuole

Bij stofuitwisseling treden 2 problemen op: Volgens concentratiegradiënt bewegen: is van hoge naar lage concentratie bewegen. Maar: heel wat stoffen moeten tegen de concentratiegradiënt in getransporteerd worden. Membranen zijn semi-permeabel of halfdoorlatend: laten kleine moleculen zoals water en gassen (O2, CO2) door, maar is ondoorlatend voor veel andere moleculen en ionen. het celmembraan is halfdoorlatend.

2. door blaasjestransport (grotere deeltjes) Verschillende transportmethoden: Passief transport Actief transport Met de concentratiegradiënt mee: van hoge naar lage concentratie. Tegen de concentratiegradiënt in: van lage naar hoge concentratie. Geen energie nodig, geen verbruik van ATP. Energie nodig, verbruik van ATP. 1. doorheen de fosfolipidelaag osmose diffusie 2. via speciale transporteiwitten geleide diffusie 1. doorheen speciale transporteiwitten 2. door blaasjestransport (grotere deeltjes)

Diffusie van verf in water 2.2 Passief transport 2.2.1 Diffusie (p. 70) Wat is diffusie? Diffusie is een fysisch proces waarbij: opgeloste stoffen zich verplaatsen in een vloeistof of gas volgens de concentratiegradiënt (van hoge naar lage conc.) Diffusie van verf in water

Diffusie kan gebeuren via een permeabel membraan Diffusie is passief transport. Diffusie door permeabel membraan Diffusie van ionen volgens ladingsverschil

Factoren die de diffusiesnelheid beïnvloeden Temperatuur: hoe hoger de temperatuur, hoe sneller de diffusie (zie labo osmose en diffusie) Grootte van de opgeloste deeltjes Viscositeit van de vloeistof waarin de deeltjes zich bevinden Verschil in concentratie Ladingsverschil van de opgeloste deeltjes Grootte van het diffusieoppervlak

Gasuitwisseling t.h.v. longblaasje 2.1.3 Voorbeelden van diffusie bij organismen Gasuitwisseling ter hoogte van de longblaasjes O2 van longblaasjes naar bloedvaten CO2 en H2O van bloedvaten naar longblaasjes Gasuitwisseling t.h.v. longblaasje

Gasuitwisseling t.h.v. placenta Gasuitwisseling in de placenta (bij zoogdieren) O2 van bloed moeder naar bloed foetus CO2 van bloed van foetus naar bloed van moeder Gasuitwisseling t.h.v. placenta

2.2.2 Osmose (p.72) Wat is osmose? Osmose is verplaatsing van water: doorheen semipermeabel membraan van lage naar hoge concentratie opgeloste stof Osmotisch evenwicht: verplaatsing van water in beide richtingen is gelijk. Osmose is passief transport

Osmose door een semipermeabel membraan

Osmotische waarde van een oplossing Hypertonisch Een oplossing is hypertonisch ten opzichte van een andere oplossing als ze een grotere concentratie heeft aan opgeloste stoffen. Hypotonisch Een oplossing is hypotonisch ten opzichte van een andere oplossing als ze een lagere concentratie heeft aan opgeloste stoffen. Isotonisch Een oplossing is isotonisch ten opzichte van een andere oplossing als ze een gelijke concentratie heeft aan opgeloste stoffen.

Osmotische eigenschappen van een cel Het celmembraan is een semipermeabel membraan. Als de celomgeving hypertonisch is zal de cel water afscheiden door osmose. Als de celomgeving hypotonisch is zal de cel water opnemen door osmose. Als de celomgeving isotonisch is zal de cel evenveel water opnemen als afgeven (osmotisch evenwicht).

Vergelijking tussen diffusie en osmose

Turgor in plantencellen Planten cellen zijn hypertonisch t.o.v. de omgeving. Ze nemen dus water op in hun vacuole. De vacuole duwt de celinhoud tegen de celwand turgordruk Celwand biedt weerstand aan deze druk: wanddruk Turgordruk = wandruk cel gespannen: turgescent De turgor van de plant zorgt voor de stevigheid van de cel en de plant in zijn geheel.

Plant met watertekort → cellen niet turgescent

Plant met voldoende water → cellen turgescent

Halofyten overleven wel in zoute milieus Celomgeving van planten moet hypotonisch zijn. Dat is echter niet het geval in zoute milieus: Halofyten overleven wel in zoute milieus slaan zouten op om hypertonisch te blijven Osmoregulatie Zeekraal

Plasmolyse en deplasmolyse in plantencellen Als de celomgeving hypertonisch t.o.v. plantencel Er treedt plasmolyse op: loskomen van celmembraan, krimpen van cytoplasma Verklaring: celmembraan en celwand zijn semipermeabel, door osmose wordt er water uit de cel getrokken Als de celomgeving hypotonisch t.o.v. plantencel Er treedt deplasmolyse op: cytoplasma vergroot terug Verklaring: celmembraan en celwand zijn semipermeabel, door osmose wordt er water in de cel getrokken

Cellen van rode ui Gebarsten kers

Pantoffeldiertje met kloppende vacuole Voorbeelden osmose in dierlijke cellen Pantoffeldiertje pantoffeldiertje is hypertonisch t.o.v. het zoetwater door osmose zal er dus water in de cel getrokken worden heeft een kloppende vacuole om het water buiten de cel te brengen Pantoffeldiertje met kloppende vacuole

Rode bloedcellen Rode bloedcellen in gedestilleerd water: rode bloedcellen nemen water op tot ze ontploffen in hoge concentratie: rode bloedcellen geven water af, ze krimpen Rode bloedcellen

2.2.3 Geleide diffusie (p. 75) Wat is geleide diffusie? geleide diffusie is passief transport (geen energie nodig) via gespecialiseerde transportproteïnen: kanalen die welbepaalde moleculen of ionen doorlaten volgens de concentratiegradiënt

Geleide diffusie van moleculen Wateroplosbare moleculen getransporteerd via met water gevulde kanalen Voorbeeld 1: Glucosemoleculen via carriers Bij rode bloedcellen diffunderen glucosemoleculen van bloedplasma naar cytoplasma Carriers voor glucose

Voorbeeld 2: Watermoleculen aquaporines zorgen voor zeer snel watertransport Aquaporines

Geleide diffusie van ionen Ionen kunnen niet door fosfolipiden laag getransporteerd via met water gevulde kanalen Voorbeeld : zenuwimpuls Na+ - ionen en K+ - ionen worden verplaatst via transportproteïnen door geleide diffusie

2.3 Actief transport 2.3.1 Pompen (p. 78) Voorbeeld: Natrium-kaliumpomp K+-concentratie is groter in de cel dan in het extracellulair milieu Na+-concentratie is kleiner in de cel dan in het extracellulair milieu Deze verschillen tussen cel en omgeving worden bekomen door een Na+/K+-pomp Deze pompt telkens 3 Na+-ionen naar buiten en 2 K+-ionen naar binnen Dit is tegen de concentratiegradiënt, dus is er energie (ATP) voor nodig.

Mechanisme Na+/K+-pomp

2.3.2 Blaasjestransport (p. 80) Endocytose Opname van stoffen van buiten de cel door instulping celmembraan. Celmembraan omringt de stoffen en vormt zo een endosoom. Twee vormen: Pinocytose: opnemen van vloeibare of opgeloste stoffen, bijvoorbeeld opname van vetdruppels Fagocytose: opnemen van vaste deeltjes, blaasje versmelt met lysosomen en de inhoud wordt verteerd. bijvoorbeeld: macrofagen (witte bloedcellen)

Opname vetdruppels door endocytose

Macrofagen doen aan fagocytose.

Virussen dringen lichaamscellen binnen door endocytose

Melkklier is een exocriene klier Exocytose Exocytose is een mechanisme om stoffen buiten de cel te brengen via blaasjes. Voorbeelden: endocriene en exocriene klieren Melkklier is een exocriene klier

Na fagocytose worden de niet-afgebroken resten afgegeven aan het extracellulair milieu door exocytose.