woordenschatoefening De afgelopen donderdag moest ik bij de tandarts en jammer genoeg moet ik daar de aanstande donderdag nog een keer toe gaan.
woordenschatoefening Fout Goed
woordenschatoefening De afgelopen donderdag moest ik bij de tandarts en jammer genoeg moet ik daar de aanstaande donderdag nog een keer toe gaan. aanstaande
woordenschatoefening Afgelopen donderdag moest ik bij de tandarts en jammer genoeg moet ik daar aanstaande donderdag nog een keer toe gaan. aanstaande zonder lidwoorden
woordenschatoefening Afgelopen donderdag moest ik bij de tandarts en jammer genoeg moet ik daar aanstaande donderdag nog een keer naar toe (gaan)/nog eens heen. aanstaande zonder lidwoorden Ergens naar toe gaan Ergens heen gaan
woordenschatoefening Ik houd me liever wat achteraf, terwijl mijn zus steeds tevoren moet zijn.
woordenschatoefening Ik houd me liever wat op de achtergrond, terwijl mijn zus steeds wil opvallen. Zich op de achtergrond houden Versus: opvallen
woordenschatoefening Je kan de kaart van tevoren reserveren, maar je hoeft ze pas achteraf te betalen.
woordenschatoefening Hoe snel hij hier opduikte, hoe snel hij weer verdween.
woordenschatoefening Hoe snel hij hier opdook, hoe snel hij weer verdween. Werkwoordstijden InfinitiefOVTVVT OpduikenDook opOpgedoken
woordenschatoefening Even snel als hij hier opdook, zo snel verdween hij weer. Werkwoordstijden InfinitiefOVTVVT OpduikenDook opOpgedoken Constructie
woordenschatoefening Ik heb een gare vlees besteld.
woordenschatoefening Ik heb een gare vlees besteld. Het vlees
woordenschatoefening Ik heb een gaar vlees besteld. Het vlees
woordenschatoefening Ik heb gaar vlees besteld. Het vlees Vlees: “substantie”, geen lidwoord
woordenschatoefening Ik heb gaar vlees besteld. Het vlees Vlees: “substantie”, geen lidwoord Ik heb een gaar stuk vlees besteld.
woordenschatoefening In Europa is het overvloed van goede jobs maar er is ook het gebrek aan goed opgeleide mensen.
woordenschatoefening In Europa is er een overvloed van goede jobs maar er is ook het gebrek aan goed opgeleide mensen. Er is
woordenschatoefening In Europa is er een overvloed aan goede jobs maar er is ook het gebrek aan goed opgeleide mensen. Er is Een gebrek aan; een overvloed aan
woordenschatoefening In Europa is er een overvloed aan goede jobs maar er is ook een gebrek aan goed opgeleide mensen. Er is Een gebrek aan; een overvloed aan
woordenschatoefening Ik geef het op omdat ik weet dat dat geen zin geeft om me nog door te zetten.
woordenschatoefening Ik geef het op omdat ik weet dat dat geen zin heeft om me nog door te zetten. Zin hebben
woordenschatoefening Ik geef (het) op omdat ik weet dat het geen zin heeft om nog door te zetten. Zin hebben (iets) opgeven het Doorzetten = volhouden
woordenschatoefening Doorzetten = volhouden
woordenschatoefening Doorzetten = volhouden “even doorzetten”
woordenschatoefening Doorzetten = volhouden “even doorzetten” Zich doorzetten = vermeerderen, verhevigen
woordenschatoefening Doorzetten = volhouden “even doorzetten” Zich doorzetten = vermeerderen, verhevigen “de trend zet zich door”;
woordenschatoefening Doorzetten = volhouden “even doorzetten” Zich doorzetten = vermeerderen, verhevigen “de trend zet zich door”; “Als die trend zich doorzet, dan begint de Russische export rond 2009 te dalen.”
woordenschatoefening Doorzetten = volhouden “even doorzetten” Zich doorzetten = vermeerderen, verhevigen “als gevolg van de aanslag in Spanje zal deze negatieve ontwikkeling zich doorzetten”