Vraagstukken: intrest

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Oefenopgaven bij ABC toets
Advertisements

H5 Financiële Rekenkunde
H3 Wat doe je met je geld Onderscheid tussen verschillende soorten uitgaven, om een goede begroting te kunnen maken Verschillende vormen van sparen en.
geen fossiele brandstoffen In 2020 al? Kan dat???
Gecijferdheid Negatieve getallen.
Warme Truiendag quiz 2013.
Margin Call - Introductie Floris Heukelom
De verschillende fasen in de elektronische noterings- procedure.
Hoofdstuk 2.
De verdeling van zorg en arbeid in Nederlandse gezinnen.
2.2 & 2.3 Boekingsregels voor bezit en schuld 13 November 2012
Boekhouden: een logisch denkspel gezipte versiegezipte versie dpb economie brugge 5 feb 2003 Bijhorende opdracht dia 1.
Basisbegrippen. Het patrimonium 4 Patrimonium = geheel van: –Bezittingen (gebouwen, terreinen, voorraden, geld,...) –Rechten (handelsvorderingen, deelnemingen,...)
Havo 5 Economie De Nederlandse Economie H4 “Het Handelsspel”
Geldschepping door banken
Module 6: Kantoortechnieken
Welk geld zie je hier? Klik op de goede antwoorden!
Persoonlijke financiële planning
In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100: In het jaar 2012 kon je dit kopen voor €100: Koopkracht = Het geld wordt minder waard.
Oefenopgaven bij ABC toets
T hema’s in deze quiz: Gezin Zorg Arbeid. Thema 1: Verschillen binnen ‘het Nederlandse gezin’
inkoopprijs – verkoopprijs winst – verlies
Goedemiddag H3b.
Goedemorgen H3b.
Dpb economie brugge 5 feb 2003 dia 2. Kapitaal Post Gebouwen Machines Rol. Mat. Bank Kas Lening dpb economie brugge 5 feb 2003 dia 3.
Weetjesquiz over geld Grote Rekendag Dag In welk jaar is de euro ingevoerd? Vraag 1.
Samenvatting Wat moet je leren/ oefenen? Heel hoofdstuk 2
Afschrijving aanschafprijs : levensduur kapitaalgoedlevensduuraanschafprijsjaarlijkse afschrijvingen oven8 jaar € 8000 A ijskast6 jaar B € 300 frituur.
Lesplanning Binnenkomst Intro Vragen huiswerk Uitleg docent 2.2
Schaalnotatie: 1 cm is in werkelijkheid cm Afstandslijn: 1 cm is in werkelijkheid 1,5 km
Exponentiële functies en logaritmische functies
Balansverrichtingen: basisvoorbeeld
Oefening 4: Balansverrichtingen (Mace Windu)
Indekking Portefeuille mei 2008 Wat en hoe & Waarom en timing.
Samengestelde interest
1.2 en 1.3 Kevin van Dorssen.
Wat kost 1 hamer?.
Bart en Lisa Oefenen rekenen E4.
Bestedingsimpuls?!! EV = C + I (+ O + E – M) I = 80 C = 0.8 Y + 40
Administratieve Trainingen Balans Opstellen

Familie Tupker Oefenen rekenen E5.
Gebruik grafische rekenmachine bij M&O via de TVM-solver
Zinkt het schip of blijft het nog wel een tijdje drijven? Dr. Marten van der Meulen.
30/06/2014.be.  Uitsluitend organisaties met maatschappelijke relevantie  de cofinanciering van het netwerk  de verdriedubbeling van het bedrag 
Vraagstuk: korting ( type 1)
§ 2.1 Hoe betaal jij? Als je naar het buitenland gaat, kun je soms met euro’s betalen, soms niet. Voor landen waar vreemde valuta gebruikt worden, moet.
H.4 Inkomensverdeling Nederland is een van de landen ter wereld met een tamelijk gelijke inkomensverdeling Het gemiddelde inkomen kwam in 2012 uit op
§2.4 Wat doet de bank voor jou?
Met gebruik van een verhoudingstabel
H.5 Winst en toegevoegde waarde
Vraagstuk: ongelijke verdeling ( type 1)
Rekenen met rente Jnw, september 2015.
Rekenen met negatieve en positieve getallen
Toepassingen 5L week 15: ‘Sportief spelen’ gespaard bedrag berekenen intrest – kapitaal – tijd procent van een getal breuk van een getal spaarperiode berekenen.
1. EVEN VOORSTELLEN… LEERDOELEN Je weet wat een bank is en doet. Je kent de (financiële) gevolgen van rood staan, kopen op afbetaling en een lening afsluiten.
Domein Verhoudingen 11 Rente van spaartegoeden 2 Rente van spaartegoeden Als je geld op een spaarbankrekening stort en voor langere tijd laat staan,
1 Mijn Geldzaken. EVEN VOORSTELLEN… Na vandaag… Weet je wat een bank is en doet. Weet je waarom inzicht in je bankzaken belangrijk is Ken je de (financiële)
Stroom- en voorraadgrootheden
Rekenen.
Beste ath 4..
Beste ath 4..
Beste Havo 4..
Beste Havo 4..
Beste ath 4..
Beste Havo 4..
Beste ath 4..
Beste Havo 4..
Beste ath 4..
Les 2: gegevens samenvatten
Transcript van de presentatie:

Vraagstukken: intrest

Jan heeft 20 000 euro op zijn bankrekening staan Jan heeft 20 000 euro op zijn bankrekening staan. De bank geeft 3% intrest. Hoeveel geld heeft Jan na één jaar op zijn bankrekening?

Jan heeft 20 000 euro op zijn bankrekening staan Jan heeft 20 000 euro op zijn bankrekening staan. De bank geeft 3% intrest. Hoeveel geld heeft Jan na één jaar op zijn bankrekening? 3 100

Jan heeft 20 000 euro op zijn bankrekening staan Jan heeft 20 000 euro op zijn bankrekening staan. De bank geeft 3% intrest. Hoeveel geld heeft Jan na één jaar op zijn bankrekening? 3 van 20 000 euro = 100

Jan heeft 20 000 euro op zijn bankrekening staan Jan heeft 20 000 euro op zijn bankrekening staan. De bank geeft 3% intrest. Hoeveel geld heeft Jan na één jaar op zijn bankrekening? 3 van 20 000 euro = 600 euro 100

Jan heeft 20 000 euro op zijn bankrekening staan Jan heeft 20 000 euro op zijn bankrekening staan. De bank geeft 3% intrest. Hoeveel geld heeft Jan na één jaar op zijn bankrekening? 3 van 20 000 euro = 600 euro 100 intrest

3 van 20 000 euro = 600 euro 100 20 000 euro + 600 euro = Jan heeft 20 000 euro op zijn bankrekening staan. De bank geeft 3% intrest. Hoeveel geld heeft Jan na één jaar op zijn bankrekening? 3 van 20 000 euro = 600 euro 100 intrest 20 000 euro + 600 euro =

3 van 20 000 euro = 600 euro 100 20 000 euro + 600 euro = 20 600 euro Jan heeft 20 000 euro op zijn bankrekening staan. De bank geeft 3% intrest. Hoeveel geld heeft Jan na één jaar op zijn bankrekening? 3 van 20 000 euro = 600 euro 100 intrest 20 000 euro + 600 euro = 20 600 euro

3 van 20 000 euro = 600 euro 100 20 000 euro + 600 euro = 20 600 euro Jan heeft 20 000 euro op zijn bankrekening staan. De bank geeft 3% intrest. Hoeveel geld heeft Jan na één jaar op zijn bankrekening? 3 van 20 000 euro = 600 euro 100 intrest 20 000 euro + 600 euro = 20 600 euro kapitaal na één jaar