Aan welke 4 zaken herken je dat een kracht werkt?

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
§3.7 Krachten in het dagelijks leven
Advertisements

Wat zwaartekracht, aantrekkingskracht en gewicht is.
Dit is de kracht waarmee een planeet aan een voorwerp trekt
Krachten Voor het beste resultaat: start de diavoorstelling.
Kracht.
Uitwerking groepsopdracht H3 Kracht en moment
Uitwerkingen blok 4 hoofdstuk 3 versie 2
K3 Vectoren Na de les weet je: Wat een vector is
Deel 1 Het gevolg van krachten
H 7 Krachten Deel 3 Vectoren.
Uitwerkingen blok 4 hoofdstuk 3 versie 1
Rekenen © Ing W.T.N.G. Tomassen Na deze les kan je het begrip: ZwaartekrachtAantrekkingskrachtgewicht.
Hoe je een kracht kan weergeven. De gevolgen van een kracht
3.1 Zwaartekracht, massa en gewicht
Massa, Kracht en gewicht.
Rekenen © Ing W.T.N.G. Tomassen Na deze les kan je het begrip: ZwaartekrachtAantrekkingskrachtgewicht.
Newton - VWO Arbeid en warmte Samenvatting.
Zwaartekracht Aantrekkingskracht gewicht
Krachten.
Kist (massa 20 kg) staat op de grond.
Luchtwrijving Don (massa 80 kg) stapt uit het vliegtuig.
Aan welke 4 zaken herken je dat een kracht werkt?
Isaac Newton’s wetten De 3 wetten van newton Na deze les kan je:
Weet je wat recht evenredig te maken heeft met veerconstante
Deel 2 Krachten hebben een naam
H 7 Krachten Deel 3 krachten meten.
Hoe je krachten meet Het begrip veerconstante
Hefbomen.
Krachten.
Arbeid en kinetische energie
4.3 Wet van behoud van energie
Schema massa GROOTHEID Massa Het aantal deeltjes in een stof bepaald
4.1 verrichten van arbeid Om arbeid te kunnen verrichten heb je energie nodig Beweging energie (kinetische energie) Warmte Elektrische energie Zwaartekracht.
Als je een veer wilt uitrekken dan zul je daar een kracht op
Realiseer je dat in alle vier de gevallen er een Fz werkt !
Wrijvingskracht en normaal kracht toegepast
Kracht en Energie Inhoud
Opgave 1 a) b) zwaartekracht (N) massa (kg)
Opdracht 1 37 o a) 1,00 cm = 5,0 N ^ c) De lengte van F span is 5,25 cm 1,00 cm = 5 N ^ 5,25 cm = 26,5 N ^ d) De lengte van F voorwerp is 6,49 cm 1,00.
2e Wet van Newton: kracht verandert beweging
Opdracht 1 De lengte van Fres is 5,00 cm ^ 4,00 cm = 80 N ^
De tweede wet van Newton
1.1 Krachten Hoe werken krachten?.
Krachten (vectoren) samenstellen
Krachten (vectoren) samenstellen
H7 Kracht.
Op de maan opdracht 10.
Momenten Havo: Stevin 1.1 van deel 3.
Cv = F u  F = Cvu  F = Cv(el - bl) u = (el - bl)
4 Sport en verkeer Eigenschappen van een kracht Een kracht heeft:
Wat zwaartekracht, aantrekkingskracht en gewicht is.
De kennis van een kracht.
Krachten.
Zwaartekracht (Fz) Zwaartekracht is de kracht waarmee een voorwerp naar het middelpunt van de aarde wordt getrokken Fz.
Door Bas v.d. Noord & Ton Broekhuizen
Intermezzo: Werken met meetresultaten
Conceptversie.
Hoofdstuk 3: Kracht en Beweging. Scalars en vectoren Grootheden kun je verdelen in 2 groepen  Scalars  alleen grootte  Vectoren  grootte en richting.
Rekenen © Ing W.T.N.G. Tomassen Na deze les kan je: De 3 wetten van newton.
Energie in het elektrisch veld
Paragraaf 2 – Krachten meten
Hoofdstuk 7 Kracht en evenwicht.
Hoe je krachten meet Het begrip veerconstante
Kracht Module 3 Basisstof 5.
H1 §2 krachten meten §3 netto kracht
Massa, Kracht en gewicht.
Als je een veer wilt uitrekken dan zul je daar een kracht op
Verschillende Soorten krachten
Hoofdstuk 11 – les 2 Optrekken en Afremmen
Hoofdstuk 1 Krachten Wat gaan we doen vandaag? Terugblik
Transcript van de presentatie:

Aan welke 4 zaken herken je dat een kracht werkt? Verandering van richting, vorm, snelheid of het houdt iets op zijn plaats.

Welke 3 eigenschappen heeft een Vector aangrijppunt, richting en grootte

Onderstaande vector heeft een krachtschaal waarbij1 𝑐𝑚 = ^ 500 𝑁 l = 8,1 cm F = 8,1 x 500 = 4050 N

Teken een kracht van 1250 N. Vermeld er bij welke krachtschaal je hebt gebruikt. 1 𝑐𝑚 = ^ 100 𝑁 vector is 12,5 cm

Een kracht F1 met een grootte van 8 N staat loodrecht op een kracht F2 die 6 N groot is. Gebruik een schaal van 1𝑐𝑚 = 2𝑁..

c Welke twee mogelijkheden zijn dat? 1) staat stil 2) constante snelheid

Teken de somkracht, uit vraag a, als de hoek tussen de twee krachten 55° is.

F = ? m = 25 kg g = 10 N/kg F = m x g F = 25 kg x 10 N/kg F = 250 N Een veer van 25 cm hangt aan een haak. Er wordt een massa van 25 kg aan gehangen en de veer rekt uit t/m 37,5 cm. g = 10 N/kg. Bereken de veerconstante F = ? m = 25 kg g = 10 N/kg F = m x g F = 25 kg x 10 N/kg F = 250 N F = 250N u = 37,5 – 25 = 12,5 cm C = ? C = F / u C = 250 N / 12,5 cm C = 20 N/cm

Een veer van 25 cm hangt aan een haak Een veer van 25 cm hangt aan een haak. De veer heeft een veerconstante van 25 N/cm. Bereken de lengte van de veer als er een massa van 25 kg aan gehangen wordt. g = 10 N/kg. F = ? m = 25 kg g = 10 N/kg F = m x g F = 25 kg x 10 N/kg F = 250 N F = 250N u = ? C = 25 N/cm u = F / C u = 250 N / 25 N/cm u = 10 cm l = 25 cm + u l = 25 cm + 10 cm = 35 cm

Een veer van 25 cm hangt aan een haak Een veer van 25 cm hangt aan een haak. De veer heeft een veerconstante van 25 N/cm. Bereken de massa die aan de veer hangt als deze 37,5 cm uitrekt. g = 10 N/kg. F = 937,5N m = ? g = 10 N/kg m = F / g m = 937,5N / 10 N/kg m = 94 kg F = ? u = 37,5 cm C = 25 N/cm F = C x u F = 25 N/cm x 37,5 cm F = 937,5 N

a Welke grootheid bedoelt Erin? massa Twee leerlingen, Erin en Elise, vertellen elkaar hoe zwaar ze zijn. Elise zegt dat ze 523 N zwaar is en Erin beweert dat zij 53 kg zwaar is. ( g = 9,81 N/kg) a Welke grootheid bedoelt Erin? massa b Over welke grootheid spreekt Elise? Kracht c Bereken de massa van Elise; rond af op een geheel getal. m = ? F = 523 N g = 10 N/kg m = F / g m = 523 N / 10 N/kg m = 52 kg

d. Bereken de kracht waarmee de aarde aan Erin trekt d Bereken de kracht waarmee de aarde aan Erin trekt. Rond weer af op een geheel getal. m = 53 kg g = 10 N/kg F = ? F = m x g F = 53 kg x 10 N/kg F = 530 N   e Welk meetinstrument heeft Erin gebruikt? Balans f Hoe heet het meetinstrument dat Elise heeft afgelezen? Veerunster

Een duiker staat op de duikplank met een massa van 75 kg Bereken de zwaartekracht als hij op de duikplank staat. m = 75 kg g = 10 N/kg Fz = ? Fz = m x g Fz = 75 kg x 10 N/kg Fz = 750 N

Bereken het gewicht als hij op de duikplank staat. Fg = Fz = 750 N (ondersteunend vlak) Bereken de zwaartekracht als hij duikt Fz = 750 N (is er altijd in de buurt van de aarde) Bereken zijn gewicht als hij duikt Fg = 0 N (geen hang en steunpunt)

Wat weet je van de zwaartekracht op de kist? Fz = m x g Een kist met een massa van 300 kg valt uit een vliegtuig met een constante snelheid van 160 km/h naar beneden. Wat weet je van de zwaartekracht op de kist? Fz = m x g Wat weet je van de resultante kracht op de kist Fres = 0N (1ste wet van Newton) Wat weet je van het gewicht van de kist. Fg = 0N (Geen hang en/of steunpunt)

m = 1350 kg 1 𝑐𝑚 = ^ 1000 𝑁 g = 10 N/kg 13,5 cm Fz = ? 3 cm Fz = m x g Een auto met een massa van 1350 kg word met een constante snelheid naar de garage getrokken met een kracht van 3000 N. m = 1350 kg 1 𝑐𝑚 = ^ 1000 𝑁 g = 10 N/kg 13,5 cm Fz = ? 3 cm Fz = m x g Fz = 1350 kg x 10 N/kg Fz = 13500 N 𝐹 𝑛 𝐹 𝑤 𝐹 𝑡𝑟𝑒𝑘 𝐹 𝑧

Er wordt een experiment uitgevoerd met een veer Er wordt een experiment uitgevoerd met een veer. De resultaten staan in onderstaande tabel F in N 1 3 5 8 20 u in cm 15 25 40 100

Bepaal uit de grafiek de uitrekking als de veer belast wordt met 12,5 N. 63 cm

Bereken de veerconstante F = 20 N – 0 N = 20 N u = 100 cm – 0 cm = 100 cm C = ? C = F / u C = 20 N / 100 cm C = 0,2 N/cm