3 VWO (+) Grammaire chapitre 3
Bijvoeglijke naamwoorden: bijzondere vormen Sommige bijv. nw. veranderen wanneer ze vóór een mannelijk zn. staan dat begint met een klinker of een stomme h Un vieil homme Le nouvel an Un bel arbre Kijk voor een herhaling op blz. 143 TB
Lire=lezen Leer het ww. lire in le présent, imparfait, passé composé en futur.
Het aanwijzend voornaamwoord 1. Met een zn. Ce livre (m. enk.) Cet homme (voor een klinker/H) Cette fille (vr. enk.) Ces cahiers (alle mv.)
Het aanwijzend vnw. vervolg 2- zonder zn. Celui: (m. enk.) voilà mon livre et celui de ma soeur. Daar is mijn boek en die van mijn zus. Celle (vr. enk.): voici ma robe et celle de ma cousine. Ceux: (m. mv.) : voici ses livres et ceux de son copain. Celles: (v. mv.): il ya des filles qui se maquillent et celles qui ne le font pas.
Het aanwijzend vnw. vervolg Onderscheid dichtbij en verder: Werkwijze: zet –ci of –là achter celui, celle, ceux of celles of achter het zn. om nadruk of om een tegenstelling aan te geven. Exemples: Tu peux choisir entre ce livre-ci et ce livre-là. Tu aimes cette version-ci ou celle-là?