de tijd van burgers en stoommachines 1800-1900 Kenmerk 33 De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving. Les 1: Ontstaan van de industriële samenleving
Middelen van bestaan veranderen en daarmee de samenleving! H5:§ 1-2:p91 1700 1720 1740 1760 1780 1800 1820 1840 1860 1880 Middelen van bestaan veranderen en daarmee de samenleving! Van jager/verzamelaars via de neolithische revolutie naar boeren agrarische samenleving Van agrarische samenleving met dorpen, naar een samenleving waarin de stad voor nijverheid en handel een (grote) gaat spelen agrarische-stedelijke samenleving Naar een samenleving die verandert door de Industriële revolutie in een industriële samenleving
Maatschappelijke veranderingen 1700 1720 1740 1760 1780 1800 1820 1840 1860 1880 Maatschappelijke veranderingen Wanneer een sector; een (belangrijk) aspect verandert, heeft dit meestal gevolgen voor meerdere zaken/facetten van de maatschappij Zo was de neolithische revolutie niet alleen een verandering op het gebied van de middelen van bestaan, maar ook (bijvoorbeeld) op het gebied van wonen Hetzelfde geldt voor de industriële revolutie. Mensen gingen niet alleen in de fabriek werken, maar hun hele leven veranderde!
Veranderingen in arbeid - de techniek 1700 1720 1740 1760 1780 1800 1820 1840 1860 1880 Veranderingen in arbeid - de techniek Basis van veranderingen in arbeid wordt gestuurd door technologische veranderingen De huisnijverheid op het platteland werd nijverheid in hallen met grotere/betere machines de machines in de hallen werden aangedreven door waterkracht (de hal wordt een fabriek) de waterkracht werd vervangen door stoomkracht, waardoor een fabriek over kan worden geplaatst meer machines voor diverse werkzaamheden aan een product worden ontwikkeld, waardoor de arbeidsverdeling steeds scherper/sterker werd de toenemende arbeidsverdeling vindt haar hoogtepunt in de introductie van de lopende band Automatisering en robotisering vindt plaats
Veranderingen in arbeid - de keerzijde De technologische veranderingen hebben ook bedoelde en onbedoelde negatieve effecten voor de arbeid(-er) de gilden gingen ter ziele vakbekwame handwerkslieden verdwijnen werk werd saaier sterke groei kinderarbeid minder arbeiders werken aan een product