De beknopte bijzin: Te herkennen aan: 1) geen onderwerp, geen persoonsvorm; 2) een onvoltooid deelwoord of een infinitief met 'te'. regels: Het onderwerp van de hoofdzin moet inpasbaar zijn in de beknopte bijzin.
'ik' is degene die op de tram wacht. Wachtend op de tram, zag ik dat een auto tegen een geparkeerde vrachtwagen reed. Het onderwerp in de hoofdzin, 'ik', past gemakkelijk in de beknopte bijzin. Want: 'ik' is degene die op de tram wacht.
Zonder hard getraind te hebben, werd de wedstrijd makkelijk gewonnen. Deze zin is fout: de beknopte bijzin is foutief! want: het onderwerp in de hoofdzin 'de wedstrijd', is niet inpasbaar in de beknopte bijzin. De wedstrijd kan niet trainen.
Zonder hard getraind te hebben, hebben we de wedstrijd makkelijk gewonnen. of: Zonder dat we hard getraind hadden, werd de wedstrijd makkelijk gewonnen.