Grammaire thème 5 4 vwo.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Oefenen voor de toets unité 2
Advertisements

Futur van regelmatige werkwoorden
Havo 3 Grammaire chapitre 4.
PASSÉ COMPOSÉ VERVOEGD MET ÊTRE
Grammaire chapitre 4 1 hv.
Le subjonctif De aanvoegende wijs.
2 hv en 2 A+ Grammaire chapitre 4.
3 vwo+ Grammaire chapitre 2
Voltooid tegenwoordige tijd
Tegenwoordig deelwoord
PASSÉ COMPOSÉ ÊTRE APPRENDRE 3 UNITÉ 2.
Grammaire chapitre 1 Havo 3.
Vous avez passé de bonnes vacances de Noël?
Bienvenue à tous.
Bijvoeglijk naamwoord
Grammaire chapitre 2 2 havo/vwo.
La voix passive De lijdende vorm.
Grammaire thème 4.
Grammaire thème 6 4 vwo.
Havo 3 Grammaire chapitre 6.
3 VWO (+) Grammaire chapitre 3. Bijvoeglijke naamwoorden: bijzondere vormen Sommige bijv. nw. veranderen wanneer ze vóór een mannelijk zn. staan dat begint.
Passé composé.
Franse Les Les 16 Vorige les & huiswerk Voyages unité 7 afmaken Les pirates chapitre 8,9, 10 Vorige les & huiswerk Voyages unité 7 afmaken Les pirates.
Franse Les Les 15 Vorige les & huiswerk Extra oefenen meew. Vw.
 Devoirs  Voyages unité 8  Décrire un objet  Unité 8 – jeu p. 60/61 Aujourd’hui nous sommes le 4 mars 2015 Aujourd’hui nous sommes le 4 mars 2015.
Franse Les Les 16 Anne chapitre 1 à 4 Aujourd’huis nous sommes vendredi le 13 février 2015 QUEL JOUR SOMMES-NOUS?
Franse Les Les 18 Vorige les & huiswerk Zinnen maken / herhalen
 Monsieur Ibrahim la fin  Trientsje - présentation  Voyages unité 7  Unité 7 p. 54/55  San Francisco Chanson Aujourd’hui nous sommes le 4 février.
Franse Les Les 17 Vorige week Anne chapitre 4/5 Voyages p. 26
Franse Les Les 19 Vorige les & huiswerk Voyages unité 8 Écouter Pirates chapitre 6 & 7 Vorige les & huiswerk Voyages unité 8 Écouter Pirates chapitre 6.
Grammaire chapitre 3 3 havo.
2 hv en 2 vwo+ Grammaire chapitre 5.
Grammaire chapitre 1 2 vwo (+).
Franse Les Les 1 Kennismaken / uitleg Chanson assis / debout TPR
Franse Les Les 15 Vorige week Anne chapitre 3 Voyages p. 25/26
Vergelijkingen 2HAVO-VWO - Frans.
Het bijvoeglijk naamwoord
Faire 3 VMBO - Frans.
De verleden tijd - imparfait
L’IMPARFAIT, LE PASSÉ COMPOSÉ, LE PASSÉ SIMPLE
HET BIJWOORD L’ADVERBE [Audio p.1] Stem NL: Het bijwoord
HET PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD
Lire 3 VMBO - Frans. Wat moet je weten om dit onderdeel te begrijpen?: Wat een onregelmatig werkwoord is De tegenwoordige tijd (présent) De verleden tijd.
Bijvoeglijk naamwoord Functie: zegt iets over het zelfstandig naamwoord voorbeeldde grote auto la grande voiture het blauwe boek le livre bleu.
Les verbes.
Vorige week Unité 3 p.26/27 voor/achter/naast/tussen devoirs Vorige week Unité 3 p.26/27 voor/achter/naast/tussen devoirs Quel jour sommes-nous aujourd’hui?
Lijdend voorwerp als persoonlijk voornaamwoord bijvoorbeeld Ik heb een boek gevonden. Ik heb het gevonden. Stefan heeft Sarah gisteren gezien. Stefan heeft.
Franse Les Les 20 Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si vergelijkingen p maken Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si.
Franse Les Les 20 Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si vergelijkingen p maken Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si.
Franse Les J’ai perdu mon livre et vous? Les nombres Prononciation J’aime / Je n’aime pas Un jour normal Chanson – Destination ailleurs J’ai perdu mon.
Imparfait Nederlands:onvoltooid verleden tijd voorbeeldIk keek een film. Wij waren in Frankrijk.
De passé composé Nederlands: voltooid tegenwoordige tijd
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
TAALREGELS 33 DE VRAGENDE ZIN
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
DE PASSÉ COMPOSÉ de voltooid tegenwoordige tijd.
Franse Les – 1e jaar Les 10 Aujourd’hui nous sommes …. Unité 2 page 25
Franse Les – 1e jaar Les 9 Aujourd’hui nous sommes …. Unité 2 page 25
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
BIJWOORD.
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Trappen van vergelijking
LES ADVERBES.
Bijvoeglijk naamwoord
BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
Grammaire L’adverbe.
Vergelijkingen Minder dan moins + bijvoeglijk naamwoord + que
Le passé compose et l’imparfait
Transcript van de presentatie:

Grammaire thème 5 4 vwo

L’imparfait en le passé composé Je krijgt de imparfait door de –ons van de nous vorm van le présent te vervangen door de uitgangen van de imparfait. 1- Regelm. ww: op-er (donner), op –ir(finir), op-re(vendre) (kijk voor de uitgangen op leconjugueur.com) 2- Onregelm ww. zoals avoir en être (uit je hoofd leren)

L’imparfait geeft aan: Wanneer? L’imparfait geeft aan: Een toestand elle aimait le théâtre: zij hield van toneel. Een gewoonte/een feit tous les samedis elle allait au théâtre. Een handeling die aan de gang is il lisait un livre pendant que je regardais un film (begin en eind zijn niet duidelijk aangegeven, niet belangrijk). Il dormait déja hij lag te slapen. Vaak kan men de imparfait in het NL weergeven met : was bezig met, was aan het, zat te, lag te etc.

Le passé composé Wordt gebruikt om aan te geven dat iets gebeurde of wat iemand heeft gedaan. Het geeft dus antwoord op de vraag “wat gebeurde er toen?” of “wat heeft men toen gedaan?”. Het gaat dus altijd om een afgesloten handeling of gebeurtenis: begin en eind zijn duidelijk. Exemples: Patrick a dansé toute la nuit Mon livre a disparu, je ne l’ai pas trouvé. Suzanne est arrivée en retard. Au festival de Cannes, j’ai vu Johnny Depp.

De vormen van de passé composé 1- Regelm. ww: Donner: j’ai donné Finir: j’ai fini Vendre: j’ai vendu 2- Onregelm. ww.: (avoir, être, etc.) kijk bij de passé composé op leconjugueur.com

Avoir of être? Welk hulpww. moet je gebruiken? Bijna alle ww. worden vervoegd met avoir. Met être worden vervoegd: Alle wederkerende werkwoorden (se laver) Veel ww. die een beweging uitdrukken (arriver)

Vergelijkingen Je maakt het met de woorden moins (minder), aussi (even) en plus (meer). Plaats: vóór het bijv.nw. Na het bijv. nw volgt het woord que Cette actrice est plus belle qu’Angélina Jolie. Cet athlète est moins musclé que le champion du monde. Ce professeur est aussi efficient que mon père.

De vergrotende trap Hoe? Plus + bijvn. nw/bijwoord + que/qu’ Les films américains sont plus beaux que les films français. Jean est plus grand que Paul Elise est plus grande qu’Hélène.

De overtreffende trap Hoe? 1- de overtreffende trap van een bijv.nw. Le/la/les plus+ bijv.nw Ce garçon est le plus grand élève de la classe. Let op! Deze volgorde wordt anders als het bijv. nw. achter het zn. staat: C’est le film le plus fantastique. 2- de overtreffende trap van een bijwoord: Le plus + bijwoord Cette fille écrit le plus lentement. Il court le plus vite

De plaats van de overtreffende trap Het is afhankelijk van de plaats van het bijv. nw. Situatie 1: het bijv.nw staat vóór het werkwoord (de uitzonderingen) beau, bon,grand, gros, haut, joli, mauvais, nouveau, petit, vieux, jeune, long: dan is de overtreffende trap: le/la/les plus + bijv. nw C’est la plus grande école C’est la plus belle femme C’est les plus belles chansons

Suite… Situatie 2: het bijv. nw. staat achter het zn. : dan worden bij de overtreffende trap le/la/les herhaald. Le service le plus rapide Le film le plus intéressant Les filles les plus intelligentes Ton camarade le plus sympathique

Tip Zie Référence blz. 25: bijvoeglijke naamwoorden Blz. 27: overtreffende en vergrotende trap.