Present Simple & Present Continuous
Present Simple: I walk Present Continuous: I am walking
De present simple gebruiken we om aan te geven, dat iets een gewoonte is. I always walk to school. I never drink too much. Every day I take the bus.
De present simple gebruiken we ook om aan te geven, dat iets een feit / waarheid is. The sun rises in the east. Dogs have tails. Icecream is delicious.
De present continuous wordt gemaakt door een vorm van het werkwoord to be met daarachter het werkwoord + -ing I am working. You are working. He is working.
De present continuous gebruiken we om aan te geven, dat iets NU aan de gang is. I am reading now. I am waiting for my friend at the moment.
De present continuous gebruiken we ook om aan te geven, dat je iets van plan bent. We are going out tonight. I am moving next month.
De present continuous gebruiken we ook om irritatie aan te geven. He is always teasing me. She is always complaining.
Samenvatting Present simple gebruiken we bij: een gewoonte een feit/ waarheid De present continuous bij: -iets wat nu aan de gang is -een plan -irritatie
Nu even oefenen Present Simple of Present Continuous?
I……….( usually/listen) to rap music.
I usually listen to rap music. Er staat usually in de zin en dat betekent meestal. Je moet dus de present simple gebruiken, want het gebeurt vaak (gewoonte).
I………..(drink) mineral water at the moment, because I have to drive.
I am drinking mineral water at the moment, because I have to drive I am drinking mineral water at the moment, because I have to drive. Er staat at the moment in de zin. Wanneer iets op dit moment gebeurt, NU dus, gebruik je de present continuous.
Now I…………listen to hiphop music.
Now I am listening to hiphop music. Er staat now in de zin Now I am listening to hiphop music. Er staat now in de zin. Dat geeft aan dat het nu gebeurt, dus moet je de present continuous gebruiken.
I …………..(often/ drink) Coke.
I often drink Coke. Er staat often in de zin en dat betekent vaak I often drink Coke. Er staat often in de zin en dat betekent vaak. Wanneer iets vaak gebeurt (gewoonte), gebruik je de present simple.
Now they……………(jog).
Now they are jogging. Er staat now in de zin en wanneer iets nu gebeurt, gebruik je de present continuous.
They …………….(always/play) football when they get home after school.
They always play football after school when they get home after school They always play football after school when they get home after school. Er staat always in de zin, wat altijd betekent. Dit is dus een gewoonte en dan gebruiken we de present simple.