Thema 4 Voort-planting

Geslachtskenmerken zijn kenmerken waaraan we het geslacht herkennen. Geboorte: Primair Lichamelijk: al aanwezige geslachtskenmerken: penis en balzak met teel- en bijballen of vagina en schaamlippen. Puberteit: geslachtskenmerken ontwikkelen in eigen tempo! Secundair Lichamelijk: groeispurt, haargroei, baard in de keel, borsten, bredere heupen, voortplantingsorganen gaan functioneren etc. Tertiair Geestelijk: je kunt je aangetrokken voelen tot één persoon waardoor je extra aandacht geeft én vraagt. Je raakt verliefd en krijgt zelfs verkering (relatie). Seksualiteit en geslachtsgemeenschap kunnen dan extra interessant worden. Sociaal: anders opstellen tegen je ouders en vriendinnen. Je kunt je soms vervelend voelen: onzeker, verdrietig. Eén geruststelling: dit hoort bij de leeftijd, bij de puberteit…

Vader 5 jaar: Mijn pappie kan Alles! 10 jaar: Papa weet natuurlijk Niet alles. 15 jaar: Daar weet mijn vader helemaal Niets van. 18 jaar: ach, houd toch op! Mijn vader is uit de tijd. 25 jaar: Toch eens vragen wat mijn Vader daarvan vindt. 35 jaar: Hoe zou Vader dat gedaan hebben? Hij wist wel raad! 50 jaar: Vader kon je over alles vragen...

Voortplantingsstelsel ♂

Functie geslachtsorgaan ♂ Penis: het inbrengen van zaadcellen in het lichaam van de vrouw. Balzak: teel- en bijballen de juiste temperatuur kunnen geven (enkele graden lager dan lichaamstemperatuur). Teelballen: per dag vele miljoenen zaadcellen (spermacellen) produceren. Bijballen: tijdelijke opslag van zaadcellen. Zaadleiders: vervoeren van zaadcellen naar prostaat. Zaadblaasjes: vocht aan de zaadcellen toevoegen (hierdoor kunnen de zaadcellen beter bewegen.) Prostaat: vocht met voedingsstoffen aan de zaadcellen toevoegen. Urinebuis: uitscheiden van urine (en sperma). Eikel: opvangen van prikkels die kunnen leiden tot een orgasme. Voorhuid: bedekt de eikel.

Sperma

Zaadlozingen Sperma: zaadcellen uit de teelballen en vocht uit de zaadblaasjes (beweging zaadcellen) en uit de prostaat (voedingsstoffen zaadcellen). In de eileider leeft een zaadcel zo’n 24 tot 48 uur. Erectie: een ‘stijve’ penis, veroorzaakt door de zwellichamen (aders worden dichtgeknepen door de slagaders). Zaadlozing door geslachtsgemeenschap met de vrouw: klaarkomen of het krijgen van een orgasme. Zaadlozing zelf veroorzaken: zelfbevrediging of masturbatie (‘aftrekken’: met de hand de huid van de penis op en neer bewegen). Zaadlozing tijdens de slaap: ‘natte droom’. Leeftijd eerste zaadlozing: 13 jaar (tussen de 11 en 18 jaar). Besnijdenis: voorhuid wegsnijden.

Voortplantingsstelsel ♀

Functie voortplantingsorgaan ♀ Eicellen: geslachtscellen van de vrouw, die onbevrucht zo’n 12 tot 24 uur blijven leven. Eierstokken: ontwikkelen van eicellen (die zelf voedsel voor de eerste ontwikkeling van het embryo hebben). Eileiders: vervoeren van eicel naar de baarmoeder. Baarmoeder: ontwikkeling ongeboren kind vindt hierin plaats. - slijmvlies: innesteling mogelijk maken. Vagina: plassen,voortplanting, geslachtsgemeenschap Clitoris: opvangen van prikkels die kunnen leiden tot een orgasme. Kleine bevatten in de wand klieren die bij seksuele schaamlippen: opwinding slijm produceren. Grote schaamlippen: bescherming. Maagdenvlies: http://www.sense.info/index.php?id=898 Besnijdenis: clitoris wegsnijden.

Bevruchting Ovulatie / eisprong: een eicel komt vrij uit de eierstof (gemiddel één keer per vier weken vanaf de puberteit tot de overgang). Niet bevruchte eicellen sterven in de eileider af, waarna de resten hiervan opgenomen worden in het bloed. Bevruchting: de kern van de binnengedrogen zaadcel, versmelt met de kern van de eicel (in de eileider). De staart wordt afgebroken en de eicel is ondoordringbaar voor andere zaadcellen geworden. Meer dan één kop in één eicel: eicel sterft af. Innesteling: het klopje cellen zet zich vast in het slijmvlies van de baarmoeder, wat zorgt voor de voeding van het embryo (via de moeder). Geboorte: na gemiddeld 40 weken wordt het kindje via het geboortekanaal en de vagina geboren.

Embryonale ontwikkeling