De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Paragraaf 1: Je verandert…

Verwante presentaties


Presentatie over: "Paragraaf 1: Je verandert…"— Transcript van de presentatie:

1 Paragraaf 1: Je verandert…
Geslachtskenmerken zijn kenmerken waaraan je het geslacht kunt herkennen (man of vrouw). Primaire geslachtskenmerken zijn de kenmerken van het geslacht (jongen of meisje) die al bij de geboorte aanwezig zijn: - Bij jongens > penis en balzak. - Bij meisjes > schaamlippen en de vagina. Secundaire geslachtskenmerken zijn de kenmerken van het geslacht die vanaf je tiende jaar ontstaan: - Bij jongens > borsthaar, baardgroei, zwaardere stem (‘de baard in de keel’) en gespierde lichaamsbouw. - Bij meisjes > borsten, brede heupen, en ronde lichaamsvormen. Vanaf je twaalfde kom je in de puberteit > je verandert lichamelijk, geestelijk en sociaal.

2 Lichamelijke veranderingen: - Je begint snel te groeien > Groeispurt. - Secundaire geslachtskenmerken ontstaan. - Voortplantingsorganen beginnen te werken. Geestelijke veranderingen: - Meer belangstelling voor andere mensen. - Verliefd worden op iemand. - Seksualiteit begint belangrijk te worden. Je voelt je sterk aangetrokken tot één speciale persoon > je wordt verliefd > samen verliefd? Jullie beginnen een vaste relatie (=verkering) > geslachtsgemeenschap. Sociale veranderingen: - Zelfstandiger opstellen > je wilt niet meer als kind door je ouders behandeld worden. - Graag deel uitmaken van een groepje jongeren. - Soms last hebben van nare gevoelens zoals: woede-uitbarstingen, eenzaamheid en onzekerheid.

3 paragraaf 4: Menstruatie
Menstruatie (ook wel ‘ongesteld zijn’) = het afstoten van een deel van het baarmoederslijmvlies als een eicel niet bevrucht is. De spierlaag van de baarmoederwand trekt zich samen > er wordt bloed, slijmvlies en slijm afgevoerd. Dit wordt opgevangen door maandverband of tampons. Om infecties te voorkomen: tampons/maandverband regelmatig vervangen + goed wassen zonder zeep. Meisjes/vrouwen kunnen tijdens de menstruatie last hebben van: buikkrampen, hoofdpijn, buikpijn, rugpijn, spierpijn, ellendig of verdrietig voelen, kribbig of afwezig zijn. De gemiddelde leeftijd dat meisjes beginnen te menstrueren = 13 jaar. In de overgang (leeftijd ca. 50 jaar) stopt de menstruatie. Menstruatieperiode duurt 3 tot 7 dagen.

4 De menstruatiecyclus: 1
De menstruatiecyclus: 1. Menstruatie > een deel van het baarmoederslijmvlies wordt afgestoten – duurt 3 tot 7 dagen. 2. Daarna wordt baarmoederslijmvlies weer dikker + gaat meer bloedvaten bevatten. 3. Ovulatie (= eisprong) > ca. 14 dagen na begin menstruatie. 4. Ca. 14 dagen na ovulatie (= ca. 28 dagen na begin vorige menstruatie) begint de menstruatiecyclus opnieuw (als eicel niet bevrucht is). Menstruatiecyclus duurt ca. 28 dagen = 4 weken.

5 Paragraaf 5: Seksualiteit
Seksualiteit speelt een belangrijke rol in je leven bij: voortplanting, onderhouden van relaties, lustbeleving. Voortplanting = als man en vrouw geslachtsgemeenschap hebben met als gevolg de geboorte van een kind. Voorbehoedmiddelen gebruik je als je geslachtsgemeenschap hebt, zonder dat je een kind wilt hebben. Sommige mensen keuren het gebruik van voorbehoedmiddelen af, bijvoorbeeld bij geloofsovertuiging. Het onderhouden van relaties: Er zijn verschillende manieren waarop men zich aangetrokken kan voelen tot personen: - De meeste mensen zijn heteroseksueel = zich seksueel aangetrokken voelen tot personen van het andere geslacht. (hetero=ongelijk). - Ca. 5% is homoseksueel = zich seksueel aangetrokken voelen tot personen van het zelfde geslacht. (homo=gelijk). Lesbisch = homoseksuele vrouwen. - Biseksueel = zich seksueel aangetrokken voelen tot personen van beide geslachten. Lustbeleving: Seksueel opgewonden raken, kan door te vrijen of geslachtsgemeenschap te hebben, maar ook door te kijken naar pornografie. Pornografie = Foto’s/films die tot doel hebben mensen seksueel te prikkelen.

6 Paragraaf 6: Geboorte regeling
Geboorteregeling: een vrouw bepaalt (meestal samen met een man) of zij een kind wil of niet. Als zij geen kind wil kunnen ze voorbehoedmiddelen gebruiken. Een ander woord voor voorbehoedmiddelen = anticonceptiemiddelen. Onbetrouwbare methoden: Periodieke onthouding: Man en vrouw hebben geen geslachtsgemeenschap in de ‘vruchtbare periode’ van 4 dagen. Vruchtbare periode loopt van ca. 3 dagen voor de ovulatie tot 1 dag na de ovulatie. Erg onbetrouwbaar > tijdstip van ovulatie is niet precies vast te stellen. Coïtus interruptus (= onderbroken geslachtsgemeenschap): De man trekt zijn penis vlak voor de zaadlozing uit de vagina terug. Zaadlozing vindt buiten de vagina plaats. Erg onbetrouwbaar > voorvocht met zaadcellen kan voor de zaadlozing al de penis hebben verlaten.

7 Betrouwbare methoden: Het condoom: Een rubber hoesje dat om de penis, in erectie, wordt geschoven. Het zorgt ervoor dat er geen sperma in de vagina komt. Nadeel: het vrijen moet worden onderbroken om de condoom om te doen. Voordeel: biedt bescherming tegen het overbrengen van ziekteverwekkers, o.a. het aidsvirus. Betrouwbaar. De pil (anticonceptiepil): Slikt de vrouw 3 weken lang elke dag. Het bevat hormonen die er voor zorgen dat er geen ovulatie meer optreedt > er komen geen eicellen vrij. Na de 3 weken stopt ze 1 week met slikken van de pil. In deze week vindt menstruatie plaats. Zeer betrouwbaar.

8 Maatregelen tegen ongewenste zwangerschap: - De morning-afterpil: De pillen moeten worden geslikt binnen 2 tot 3 dagen na de geslachtsgemeenschap. - Als het te laat is voor de morning-afterpil is, kan een vrouw een overtijdsbehandeling ondergaan. Deze moet plaatsvinden tussen de 10de en de 16de dag na het uitblijven van de menstruatie. - Is het te laat voor een overtijdsbehandeling, dan kan de vrouw, voordat ze 13 weken zwanger is, om een abortus vragen. Met een zuigpompje wordt het baarmoederslijmvlies met het embryo via de vagina weggezogen. Dit gebeurt onder plaatselijke verdoving.

9 Paragraaf 7: Zwangerschap en geboorte
Bevruchting van eicel in eileider door zaadcel > eicel gaat zich delen > het klompje cellen wordt vervoerd van eileider naar baarmoeder > hier vindt innesteling plaats = klompje cellen zet zich vast in baarmoederslijmvlies > baarmoederslijmvlies wordt niet afgestoten > er vindt geen menstruatie plaats > de vrouw is zwanger > in ca. 38 weken (9 maanden) klompje cellen uitgegroeid tot kind > geboorte. Zwangerschap: Embryo = het kind dat zich in de baarmoeder ontwikkelt. De eerste weken zorgt het baarmoederslijmvlies voor de voeding van de embryo. Daarna ontstaat in de baarmoederwand de placenta (moederkoek). Tijdens de zwangerschap vindt geen menstruatie plaats.

10 De baarmoeder bestaat uit: 1
De baarmoeder bestaat uit: 1. Placenta (moederkoek) Deel van de baarmoederwand waar bloed in bloedvaten vlak langs bloed van de moeder stroomt. Hierdoor kunnen stoffen worden uitgewisseld: - Bloed v.d. moeder gaan -> zuurstof en voedingsstoffen naar -> bloed v.d. embryo. - Bloed v.d. embryo gaan -> koolstofdioxide + afvalstoffen naar -> bloed v.d. moeder - Het bloed v.d. moeder blijft gescheiden van het bloed v.d. embryo door dunne vliezen. 2. Navelstreng Verbindt de embryo met de placenta. - door 2 navelstreng-slagaders stroomt bloed van -> het embryo naar -> placenta. - door 1 navelstreng-ader stroom bloed van -> placenta naar -> embryo. 3. Twee vruchtvliezen en vruchtwater Zorgen voor bescherming van de embryo tegen: stoten, uitdroging en wisseling van temperatuur. In het vruchtwater kan de embryo zich gemakkelijk bewegen.

11 De geboorte van een kind (=bevalling): - De geboorte begint met weeën > dit zijn samentrekkingen van spieren in de baarmoederwand. - Ontsluiting > het onderste deel van de baarmoeder wordt wijder > de vruchtvliezen breken > het vruchtwater vloeit weg. - Uitdrijving > het kind wordt geboren door krachtige persweeën. Meestal komt eerst het hoofdje naar buiten. Bij stuitligging komt eerst het kontje of een voetje naar buiten. - Nageboorte > de placenta, de resten van de navelstreng en de vruchtvliezen worden het lichaam uitgedreven.

12 Paragraaf 8: Seksueel overdraagbare aandoeningen
Chlamydia: de meest voorkomende soa in Nederland. de ziekteverwekker is een bacterie. Ziekte verschijnselen: zijn vaak afwezig, soms een (waterige) afscheiding uit de urinebuis of vagina, pijn bij het plassen of bloedverlies uit de vagina. Een onbehandelde chlamydia kan bij vrouwen leiden tot onvruchtbaarheid en buiten baarmoederlijke zwangerschap en bij mannen tot bijbalontsteking. Besmette personen zonder ziekteverschijnselen kunnen andere besmetten. Genezing is mogelijk door behandelen met antibioticum.

13 Aids: de meest bekende soa.
De ziekteverwekker is een virus (hiv). Bij de aidspatiënt is het afweersysteem tegen alle ziekte verwekkers aangetast. Daardoor heeft een aidspatiënt geen specifieke ziekteverschijnselen. Besmetting kan vooral plaatsvinden via het binnenkrijgen van bloed of sperma, vaginaal vocht, voorvocht of moedermelk van een besmette persoon. Besmetting treedt meestal op door geslachtsgemeenschap zonder condoom of door dat druggebruikers dezelfde spuit of naalden gebruiken. Een seropositieve persoon is besmet met het aidsvirus, maar is nog niet ziek. Aids wordt behandeld met hiv-remmers, die de ziekte vertragen maar niet genezen


Download ppt "Paragraaf 1: Je verandert…"

Verwante presentaties


Ads door Google