A LL R IGHT 1 THV U NIT 5 GRAMMAR 4.1 EN 4.2. M AAK DE VOLGENDE ZINNEN VRAGEND ! I am your best friend. She is at home. We are late. I can help you.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammar Chapter 4 – G3 Aangeplakte vragen = Question tags.
Advertisements

Grammatica Unit 2 HD 2.1 t/m 2.7.
1.There’s Tim! Look, he's wearing his new jeans. 2.What are you doing? We are doing our homework. Je gebruikt de present continuous voor iets dat nu aan.
Vragend en Ontkennend maken
Grammar Chapter 1-G3 Vragen.
The future met “will” en “shall”
Conditional Clauses If-zinnen.
Let me tell you about Let me tell you about Let me tell you about Study this example: Alex is a bus driver, but now he is in bed asleep. So: He is not.
Past Simple – Past Continuous
Betrekkelijk vnw. = Relative Pronoun
All Right 1thv Unit 6 Grammar 2.1 en 2.2.
Instructie grammatica
In het Nederlands antwoord je vaak heel kort:
Grammatica Unit 1 HD 1.1 t/m 1.8.
Grammatica Unit 1 HD 1.1 t/m 1.8.
Question Tags unit 6 gr 2.1.
Present simple Unit 1, lesson 1. Jij loopt elke dag naar school. You walk to school every day. Duncan loopt elke dag naar school. Duncan walks to school.
Simple Past (o.v.t.).
Unit 2 grammar 4.1 wederkerende voornaamwoorden
ONREGELMATIGE WERKWOORDEN
Woordvolgorde in een engelse zin
Interrogative sentences
en ‘If-zinnen’ (klik hier als je meteen naar If-zinnen wilt.)
Present Simple – Present Continuous
Present simple & continuous
In deze powerpoint vind je basis-grammatica: zaken die je na 3 onderbouwjaren eigenlijk niet onbekend voor mogen komen. Klik op een van onderstaande onderwerpen.
Simple en continuous tenses Met of zonder –ing. Alle tijden kun je in het Engels met of zonder –ing-form maken: I sleep… I slept… I had slept… I will sleep…
Deltion College Engels C1 Luisteren [Edu/001] thema: It’s on tv can-do : kan zonder al te veel inspanning tv-programma’s begrijpen.
Chapter 3 Hot off the press
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Vragen met have en have got (= hebben)
Ontkenningen met to be Een ontkenning betekent dat iets niet zo is. Iam not/ ‘m notfond of homework. Youare not/ aren’tfunny. My fatheris not/isn’tat home.
Vragen stellen Vormen van ‘to be’ kunnen de enige werkwoorden in de vraagzin zijn. Ben ik je beste vriend? Am I your best friend?
Een andere soort verleden tijd...
Future (toekomst) Je krijgt 2 verschillende vormen van Future.
Lesson 3 PPTs komen op: Extra English Lesson 3 PPTs komen op:
Woorden als or, and, but, when, because, so en since gebruiken we om twee zinsdelen te koppelen. Voorbeeld in het Nederlands: De dvd was erg duur maar.
Year 1 Grammar 4.1 NL: ik ENG: “I” is overal met een hoofdletter.
+.
Past Simple (verleden tijd)
Present Perfect I have (werkwoord +ED) / (Onregelmatig 3e rijtje)
Vorige keer: Verleden tijd: (To be) I am in London. I was in London.
Grammar 4.1: Present Simple
Grammar 4.2 Will, shall & to be going to
Grammar 3 Must = moeten (van jezelf) Should = Zou moeten (van jezelf) It’s getting late. I must go now. It’s getting late. I should go now. Mustn’t = moeten.
Question-tags toch? is het niet? nietwaar? hè? is het wel?
All right 1thv unit 7 gr 2.1 en 2.2.
grammar 3.1 en 3.2 the present perfect
All Right! 1 thv Unit 4 grammar 2.1 and 2.2.
All Right! 3hv Unit 6 grammar 4.1.
4.1 present simple de present simple = de gewone tegenwoordige tijd: Ik loop = I walk Jij slaapt = you sleep etc! Je gebruikt deze tijd om aan te geven.
Present Simple & Present Continuous
Question tags.
Vragende/ontkennende zinnen. 1.Met behulp van to do Betalen wij de rekening? Do we pay the bill? Wij betalen de rekening niet. We do not pay the bill.
Present Continuous Deel 1: Functie & Vorm
Present Simple Tegenwoordige Tijd.  Om aan te geven dat iets nu een gewoonte is. Er zijn een aantal woorden die aangeven dat het om een gewoonte gaat.
All Right 1thv Unit 3 Grammar 4.2 Question tags (aangeplakte vragen)
Allesvoorengels.nl. 1. Wat betekenen aangeplakte vragen? 2. Aangeplakte vragen na am, is, are, can, could, will, have 3. Aangeplakte vragen na andere.
Allesvoorengels.nl. 1. Wat betekenen de werkwoorden (to) be en can? 2. Hoe maak je korte antwoorden met (to) be en can? 3. Oefeningen allesvoorengels.nl.
Bijwoorden van tijd allesvoorengels.nl.
Present Simple (t.t.) allesvoorengels.nl.
Toekomende tijd: met “going to”
Ontkenningen in de Present Simple (t.t.)
Woordvolgorde in Engelse bevestigende en vragende zinnen.
Vragen in de Present Simple (t.t.)
Much / many / a lot of (a) few / (a) little
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Chapter 1 Body and mind Grammar Stepping Stones 3gt
Hoe maak je zinnen vragend in het Engels.
Transcript van de presentatie:

A LL R IGHT 1 THV U NIT 5 GRAMMAR 4.1 EN 4.2

M AAK DE VOLGENDE ZINNEN VRAGEND ! I am your best friend. She is at home. We are late. I can help you.

JUIST, JE ZET HET WERKWOORD VOORAAN : I am your best friend. She is at home. We are late. I can help you. Am I your best friend? Is she at home? Are we late? Can I help you?

W AT IS DUS DE REGEL ? S CHRIJF OP ! Als er am/is/are of can in de zin staat, maak je daarmee de zin vragend.

W AT DOE JE DAN ALS ER GEEN AM / IS / ARE OF CAN IN DE ZIN STAAT ? I need my books. You like cats. We need our books. They play tennis.

H EEL GOED, JE GEBRUIKT DO : I need my books. You like cats. We need our books. They play tennis. Do I need my books? Do you like cats? Do we need our books? Do they play tennis?

M AAR WAT DOE JE DAN BIJ HE / SHE / IT ? She likes dogs. He plays football. It bites! Sheila swims a lot. Henry reads many books.

J UIST, JE GEBRUIKT DOES : She likes dogs. He plays football. It bites! Sheila swims a lot. Henry reads many books. Does she like dogs? Does he play football? Does it bite? Does Sheila swim a lot? Does Henry read many books?

W AT IS DAN DE REGEL ? S CHRIJF OP ! Als er geen am/is/are of can in de zin staat, gebruik je : do bij I - you- we - they does bij she - he - it Met daarachter ALTIJD het hele werkwoord!!! (dus zonder S!!!)

D IT WERKT BIJ ONTKENNINGEN OOK ZO : I am your best friend. She is at home. We are late. I can help you.

HEEL GOED ! I am your best friend. She is at home. We are late. I can help you. I'm not your best friend She isn't at home We aren't late I can't help you

W AT IS DUS DE REGEL ? S CHRIJF OP ! Als er am/is/are of can in de zin staat, maak je daarmee de zin ontkennend.

W AT DOE JE DAN ALS ER GEEN AM / IS / ARE OF CAN IN DE ZIN STAAT ? I need my books. You like cats. We need our books. They play tennis.

H EEL GOED, JE GEBRUIKT DON ' T : I need my books. You like cats. We need our books. They play tennis. I don't need my books You don't like cats We don't need our books They don't play tennis

M AAR WAT DOE JE DAN BIJ HE / SHE / IT ? She likes dogs. He plays football. It bites! Sheila swims a lot. Henry reads many books.

J UIST, JE GEBRUIKT DOESN ' T : She likes dogs. He plays football. It bites! Sheila swims a lot. Henry reads many books. She doesn't like dogs He doesn't play football It doesn't bite! Sheila doesn't swim a lot Henry doesn't read many books.

W AT IS DAN DE REGEL ? S CHRIJF OP ! Als er geen am/is/are of can in de zin staat, gebruik je : don't bij I - you- we - they doesn't bij she - he - it Met daarachter ALTIJD het hele werkwoord!!! (dus zonder S!!!)

SAMENGEVAT : Als er am/is/are of can in de zin staat, maak je daarmee de zin vragend of ontkennend. Als er geen am/is/are of can in de zin staat, gebruik je do of does ( bij s.h.it) om de zin vragend te maken En don't of doesn't (bij s.h.it) om de zin ontkennend te maken Met daarachter ALTIJD het hele werkwoord zonder -S!