Grammar 3 Must = moeten (van jezelf) Should = Zou moeten (van jezelf) It’s getting late. I must go now. It’s getting late. I should go now. Mustn’t = moeten niet / mag niet Shouldn’t = Zou niet moeten You musn’t smoke here. You shouldn’t smoke here. Have to = moeten (van iemand anders)He/she/it has to. It’s getting late. I have to go now (or my parents will lock me out of the house!) Don’t have to / doesn’t have to = hoeven niet You don’t have to go.
Grammar 3 Om het duidelijk te maken voor jezelf leer je de volgende zinnen: I must do my homework. I want to get a good mark. Ik moet mijn huiswerk doen. Ik wil een goed cijfer halen. I mustn’t do this, it will get me in trouble. Ik moet dit niet doen, ik kom dan in de problemen. I should do my homework, but I don’t feel like it. Ik zou eigenlijk mijn huiswerk moeten doen, maar ik heb er geen zin in. I shouldn’t do this, but it feels so good. Ik zou dit niet moeten doen, maar het voelt zo goed. Your mother says that you have to be at home at 22:00. (He/she/it has to) Je moeder zegt dat je om 22:00 thuis moet zijn. Your mother says that you don’t have to be at home at 22:00. (He/she/it doesn’t have to) Je moeder zegt dat je niet om 22:00 thuis hoeft te zijn.
Grammar 3 Must (moet van jezelf) 0. I must get good marks. I want to go to VWO Should (zou eigenlijk moeten) 0. I should tell him, but I don’t want to Have to (moet van iemand anders) 0. My teacher says I have to do my homework or I will get detention Musn’t (moet niet van jezelf) of (mag niet) 0. I musn’t stay behind Shouldn’t zou eigenlijk niet moeten 0. I shouldn’t buy this, but I really want to have it Don’t have to (hoeft niet) 0. My dad says I don’t have to cook today