Year 1 Grammar 4.1 NL: ik ENG: “I” is overal met een hoofdletter.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammar Chapter 4 – G3 Aangeplakte vragen = Question tags.
Advertisements

Grammatica Unit 2 HD 2.1 t/m 2.7.
1.There’s Tim! Look, he's wearing his new jeans. 2.What are you doing? We are doing our homework. Je gebruikt de present continuous voor iets dat nu aan.
Voorbeeld: I walk He walks You walk She walks
Vragend en Ontkennend maken
The future met “will” en “shall”
Grammar Chapter 6 Bezittelijk voornaamwoord na: of.
You do remember, don’t you?
Let me tell you about Let me tell you about Let me tell you about Study this example: Alex is a bus driver, but now he is in bed asleep. So: He is not.
Stepping Stones II Chapter 6 Grammar.
Betrekkelijk vnw. = Relative Pronoun
Grammar Chapter 5 Grammar 1 …self / …selves en each other.
Grammar Chapter 6 G 1 De Passive.
WIJ ZIJN ZELFBEDRUIPEND IN ONS HOME WIJ KWEKEN ONZE GROENTEN EN FRUIT WIJ GEBRUIKEN REGENWATER VOOR KOKEN EN BADEN ZONNEPANELEN GEVEN ONS WARMTE EN LICHT.
In het Nederlands antwoord je vaak heel kort:
Grammatica Unit 1 HD 1.1 t/m 1.8.
Grammatica Unit 1 HD 1.1 t/m 1.8.
Question Tags unit 6 gr 2.1.
Present simple Unit 1, lesson 1. Jij loopt elke dag naar school. You walk to school every day. Duncan loopt elke dag naar school. Duncan walks to school.
Unit 2 grammar 4.1 wederkerende voornaamwoorden
Everything you need to know for your test in the test week!
ONREGELMATIGE WERKWOORDEN
RWW unit 6 Passive-de lijdende vorm Vergelijk deze zinnen:
Interrogative sentences
Copyright met toestemming gebruikt van Stichting Licentie ©1989 Mercy Publishing 1/4 FATHER, I WANT YOU TO HOLD ME (Brian Doerksen) 1. Father, I want You.
Present Simple – Present Continuous
Adjectives and Adverbs
Present simple & continuous
Imagine there’s no heaven,it’s easy if you try Stel je voor dat er geen hemel is, het is gemakkelijk als je het probeert.
In deze powerpoint vind je basis-grammatica: zaken die je na 3 onderbouwjaren eigenlijk niet onbekend voor mogen komen. Klik op een van onderstaande onderwerpen.
Chapter 3 Hot off the press
Chapter 3 Hot off the press
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Ontkenningen met to be Een ontkenning betekent dat iets niet zo is. Iam not/ ‘m notfond of homework. Youare not/ aren’tfunny. My fatheris not/isn’tat home.
Vragen stellen Vormen van ‘to be’ kunnen de enige werkwoorden in de vraagzin zijn. Ben ik je beste vriend? Am I your best friend?
Een andere soort verleden tijd...
Future (toekomst) Je krijgt 2 verschillende vormen van Future.
Past Simple Onvoltooid verleden tijd Regelmatige werkwoorden:
Grammar 1 3 tijden die belangrijk zijn voor de komende repetitie:
Definities: Present Simple en Past Simple
+.
Past Simple (verleden tijd)
Vorige keer: Verleden tijd: (To be) I am in London. I was in London.
Grammar 4.1: Present Simple
Plaats van always (altijd), usually (meestal), often (vaak), normally(normaal gesproken), never (nooit) Bijwoorden als always, usually, often, normally.
Grammar 4.2 Will, shall & to be going to
Persoonlijke voornaamwoorden
Grammar 3 Must = moeten (van jezelf) Should = Zou moeten (van jezelf) It’s getting late. I must go now. It’s getting late. I should go now. Mustn’t = moeten.
Question-tags toch? is het niet? nietwaar? hè? is het wel?
A LL R IGHT 1 THV U NIT 5 GRAMMAR 4.1 EN 4.2. M AAK DE VOLGENDE ZINNEN VRAGEND ! I am your best friend. She is at home. We are late. I can help you.
All right 1thv unit 7 gr 2.1 en 2.2.
grammar 3.1 en 3.2 the present perfect
past simple en present perfect
4.1 present simple de present simple = de gewone tegenwoordige tijd: Ik loop = I walk Jij slaapt = you sleep etc! Je gebruikt deze tijd om aan te geven.
Present Simple & Present Continuous
Voornaamwoorden.
The future  vorm 1: een voorspelling doen  Will + hele ww : I will see you soon  Let op: will + not = won't  Shall + hele ww: Shall I help you? 
Jeans Hij draagt een nieuwe spijkerbroek! Ik vind hem leuk! He’s wearing a new jeans! I like it! He’s wearing new jeans. I like them!
De aktieve tijd Nehalennia VMBO 2 M. Jeras.  I sit in the classroom  Of:  I am sitting in the classroom.
Question tags.
Vragende/ontkennende zinnen. 1.Met behulp van to do Betalen wij de rekening? Do we pay the bill? Wij betalen de rekening niet. We do not pay the bill.
All Right 1thv Unit 3 Grammar 4.2 Question tags (aangeplakte vragen)
Allesvoorengels.nl. 1. Wat betekenen aangeplakte vragen? 2. Aangeplakte vragen na am, is, are, can, could, will, have 3. Aangeplakte vragen na andere.
Allesvoorengels.nl. 1. Wat betekenen de werkwoorden (to) be en can? 2. Hoe maak je korte antwoorden met (to) be en can? 3. Oefeningen allesvoorengels.nl.
Bijwoorden van tijd allesvoorengels.nl.
This is my brother. He lives in London.
Chapter 1 Body and mind Grammar Stepping Stones 3gt
NEW INTERFACE UNIT 2 : GRAMMAR
Hoe maak je zinnen vragend in het Engels.
Past simple vs present perfect
Transcript van de presentatie:

Year 1 Grammar 4.1 NL: ik ENG: “I” is overal met een hoofdletter. Leer de rijtjes op bladzijde 24 uit je hoofd. Korte vormen: I am………… You are……... He is………... She is………. It is…………. We are……… You are…….. They are……. Enkelvoud: Ik ben Jij/u bent Hij is Zij is Het is Meervoud: Wij zijn Jullie zijn/u bent Zij zijn Enkelvoud: I am You are He is She is It is Meervoud: We are They are Zijn To be I’m You’re He’s She’s It’s We’re You’re They’re My father and I -> hoofdletter

Year 1 Grammar 4.1 Enkelvoud: I am You are Namen van mensen, dieren of voorwerpen krijgen ook een vorm van “To be” 1. My brother …… very funny. 2. Your dog …… so cute! 3. Boris and Mary …… gone. 4. Sarah and I …… smiling. 5. I …… a boy. Enkelvoud: I am You are He is She is It is Meervoud: We are They are is is are are am

Year 1 Grammar 4.1 I am -> I’m De apostrof vervangt de “a”. De ‘ (we noemen dit een apostrof, geen komma!) moet altijd iets vervangen. I am -> I’m De apostrof vervangt de “a”. You are -> You’re He is -> He’s She is -> She’s It is -> It’s De apostrof vervangt de “i”. He is not -> He isn’t De apostrof vervangt de “o”.

Year 1 Grammar 4.1 In een vraag staat de vorm van “To be” vooraan de zin. I am happy Am I happy? Charles and Peter are smart. Are Charles and Peter smart? Bij een ontkenning (zeggen dat het niet zo is) staat er not achter de vorm van “To Be”. I am not happy. Charles and Peter are not smart. He is not angry.

Year 1 Grammar 4.1 Overzicht NL: ik ENG: “I” is overal met een hoofdletter. + Bevestigend + Korte vorm ? Vragend Ontkennend - Korte vorm 1 - Korte vorm 2 I am happy. I’m happy. Am I happy? I am not happy. I’m not happy. You are happy. You’re happy. Are you happy? You are not happy. You’re not happy. You aren’t happy. He is happy. He’s happy. Is he happy? He is not happy. He’s not happy. He isn’t happy. She is happy. She’s happy. Is she happy? She is not happy. She’s not happy. She isn’t happy. It is happy. It’s happy. Is it happy? It is not happy. It’s not happy. It isn’t happy. We are happy. We’re happy. Are we happy? We are not happy. We’re not happy. We aren’t happy. They are happy They’re happy. Are they happy? They are not happy. They’re not happy. They aren’t happy.

Year 1 Grammar 4.1

Year 1 Grammar 4.1