Past Simple Onvoltooid verleden tijd Regelmatige werkwoorden: +ED achter het hele werkwoord (“I walk” wordt “I walked” en “he works” wordt “he worked”.) Onregelmatige werkwoorden: 2e kolom! Uit je hoofd leren. (“I see” wordt “I saw” en “He goes” wordt “He went”.) Gebruik de Past Simple bij een duidelijke aanwijzing van verleden tijd. De Past Simple geeft aan dat de activiteit in de zin is afgelopen. Denk aan signaalwoorden (woorden die bij jou een lampje moeten laten branden dat je de Past Simple moet gebruiken): yesterday, last week, in 1240, a few days ago, etc. Voorbeelden : I saw your father yesterday. I cleaned my room two days ago.
Present Perfect Voltooid tegenwoordige tijd Has of have + voltooid deelwoord Regelmatige werkwoorden: +ED achter het hele werkwoord = het voltooid deelwoord (“I walk” wordt “I have walked” en “he works” wordt “he has worked”.) Onregelmatige werkwoorden: 3e kolom! Uit je hoofd leren. (“I see” wordt “I have seen” en “He goes” wordt “He has gone”.) Gebruik de Present Perfect om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd en nu nog steeds zo is. Er is een duidelijke verbinding met de tegenwoordige tijd (met nu). Gebruik de Present Perfect ook om aan te geven dat iets (net) is gebeurd en je er resultaat van merkt. In zinnen waar dit resultaat belangrijker is dan wanneer het is gebeurd kies je dus voor de Present Perfect want er staat dan ook geen duidelijke verleden tijd in de zin Denk aan signaalwoorden (woorden die bij jou een lampje moeten laten branden dat je de Present Perfect moet gebruiken): since + jaartal, for + tijd Voorbeelden : I have known your father since 1995. Wow, look! He has cleaned his room.
Kiezen: Past Simple / Present Perfect Wat doe je als je moet kiezen? Bekijk de zin: staat er een duidelijke verleden tijd in die is afgelopen? JA? -> Past Simple: 1 werkwoord: +ED of 2e kolom. NEE? -> Is er een verbinding met de tegenwoordige tijd? (Bijv. I have lived in the Netherlands for 5 years) -> nu nog steeds JA -> Present Perfect: HAS/HAVE + voltooid deelwoord NEE? -> Is er een resultaat in de zin? JA -> Present Perfect : HAS/HAVE + voltooid deelwoord (Bijv. He has passed his driving test.) Voorbeeldzin: 1. My brother (take) his socks off and now it really smells here. -> Geen duidelijke tegenwoordige tijd. -> Er is een resultaat/gevolg: Het stinkt hier nu. -> DUS: Present Perfect My brother has taken his socks off and now it smells here.
Kiezen: Past Simple / Present Perfect Yesterday my father (drive) to work. They (had) a fight. Look at this mess. I (clean) my room. It looks a lot better now. You (forget) to tell him last week! They (know) him since 1985. They (be) friends for a very long time, but not anymore. They (be) friends for a very long time and they still are. Start de PowerPoint om de antwoorden te laten zien. Drove 2. have had 3. have cleaned 4. forgot 5. have known 6. were 7. have been
Kiezen: Past Simple / Present Perfect Practice online!