TIME Can you count very well? You will need it to tell someone what time it is.
TIME Het is tien uur. It’s ten o’ clock. Gebruik it’s om aan te geven hoe laat het is. Gebruik o’clock om aan te geven dat het bijvoorbeeld precies tien uur is.
TIME Practice! Het is 5 uur.It’s… Het is 3 uur.It’s… Het is 11 uur.It’s…
TIME Past or to Het is tien over vier. It’s ten past four. Het is tien voor vier. It’s ten to four.
TIME Practice! Het is tien voor twee.It’s… Het is tien over zes.It’s… Het is tien voor negen.
TIME Practice! Het is twintig over twaalf. Het is vijf voor tien. Het is vijfentwintig over drie.
TIME Het is kwart over drie. It’s a quarter past three.
TIME Practice! Het is kwart voor twaalf.It’s… Het is kwart over zeven. Het is kwart over vijf.
TIME Het is half twee. It’s half past one.
TIME Practice! Het is half acht. Het is half één. Het is alf zes.
TIME Congratulations! Now you can tell and ask people what time it is in English. That didn’t take a lot of time, did it?