Vragen met have en have got (= hebben)

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammatica Unit 2 HD 2.1 t/m 2.7.
Advertisements

Let me tell you about... (De Voltooid Tegenwoordige Tijd)
1.There’s Tim! Look, he's wearing his new jeans. 2.What are you doing? We are doing our homework. Je gebruikt de present continuous voor iets dat nu aan.
Vragend en Ontkennend maken
Grammar Chapter 1-G3 Vragen.
Conditional Clauses If-zinnen.
You do remember, don’t you?
Past Simple – Past Continuous
The English Tenses Alles op een rijtje.
All Right 1thv Unit 6 Grammar 2.1 en 2.2.
The Passive De lijdende vorm in het Engels, lastiger, en helaas meer gebruikt dan in het Nederlands.
Grammar. When : wanneer, op het moment dat : The doctor said I had to take these pills when I wake up. If : als, voorwaarde : The doctor said I had to.
Instructie grammatica
Grammatica Unit 1 HD 1.1 t/m 1.8.
Grammatica Unit 1 HD 1.1 t/m 1.8.
Question Tags unit 6 gr 2.1.
Present simple Unit 1, lesson 1. Jij loopt elke dag naar school. You walk to school every day. Duncan loopt elke dag naar school. Duncan walks to school.
Unit 2 grammar 4.1 wederkerende voornaamwoorden
ONREGELMATIGE WERKWOORDEN
Woordvolgorde in een engelse zin
Directe rede  Indirecte rede
Present simple & continuous
Simple en continuous tenses Met of zonder –ing. Alle tijden kun je in het Engels met of zonder –ing-form maken: I sleep… I slept… I had slept… I will sleep…
Meervouden one car – four cars one schoolbag – two schoolbags
Chapter 3 Hot off the press
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Gebiedende wijs 1.Cross Victoria Street. 2.Sit still, please. 3.Read the article on this page. 4.Watch out! Als je tegen iemand wilt zeggen dat hij/zij.
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Ontkenningen met to be Een ontkenning betekent dat iets niet zo is. Iam not/ ‘m notfond of homework. Youare not/ aren’tfunny. My fatheris not/isn’tat home.
Vragen stellen Vormen van ‘to be’ kunnen de enige werkwoorden in de vraagzin zijn. Ben ik je beste vriend? Am I your best friend?
Een andere soort verleden tijd...
Future (toekomst) Je krijgt 2 verschillende vormen van Future.
Woorden als or, and, but, when, because, so en since gebruiken we om twee zinsdelen te koppelen. Voorbeeld in het Nederlands: De dvd was erg duur maar.
Past Simple Onvoltooid verleden tijd Regelmatige werkwoorden:
Last week I forgot my keys.
Definities: Present Simple en Past Simple
+.
Past Simple (verleden tijd)
Vorige keer: Verleden tijd: (To be) I am in London. I was in London.
Grammar 4.2 Will, shall & to be going to
Klokkijken! Hele uren: It’s one o’clock. It’s four o’clock.
Grammar 3 Must = moeten (van jezelf) Should = Zou moeten (van jezelf) It’s getting late. I must go now. It’s getting late. I should go now. Mustn’t = moeten.
A LL R IGHT 1 THV U NIT 5 GRAMMAR 4.1 EN 4.2. M AAK DE VOLGENDE ZINNEN VRAGEND ! I am your best friend. She is at home. We are late. I can help you.
All right 1thv unit 7 gr 2.1 en 2.2.
grammar 3.1 en 3.2 the present perfect
 vertaal:  Ik ga elke dag naar de universiteit  Ik ga naar de universiteit in London.
All Right! 1 thv Unit 4 grammar 2.1 and 2.2.
All Right! 3hv Unit 6 grammar 4.1.
4.1 present simple de present simple = de gewone tegenwoordige tijd: Ik loop = I walk Jij slaapt = you sleep etc! Je gebruikt deze tijd om aan te geven.
Present Simple & Present Continuous
International Primary Curriculum
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 kgt.
The Future Hoe spreek je over toekomstige activiteiten in het Engels?
Future met will Gebruik je om te zeggen dat iets in de toekomst zal gaan gebeuren. Je gebruikt will als je voorspellingen doet zonder dat je daar bewijs.
Allesvoorengels.nl. 1. Wat betekenen aangeplakte vragen? 2. Aangeplakte vragen na am, is, are, can, could, will, have 3. Aangeplakte vragen na andere.
Grammar – period 2.
De Onvoltooid Verleden Tijd
Woordvolgorde in Engelse bevestigende en vragende zinnen.
Past Continuous Deel 1: Functie & Vorm
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Chapter 1 Body and mind Grammar Stepping Stones 3gt
NEW INTERFACE UNIT 2 : GRAMMAR
Chapter 3 Who dares? Grammar Stepping Stones 3 havo
Chapter 2 How stuff works Grammar Stepping Stones 3gt
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Transcript van de presentatie:

Vragen met have en have got (= hebben) 1. Have I got the tickets for the football match? Heb ik de kaartjes voor de voetbalwedstrijd? 2. Has he got any friends at school? Heeft hij vrienden op school? Om een vraag met have got te maken zet je een vorm van have got (have of has) aan het begin van de zin. Bij I / you / we / they gebruik je have (zin 1). Je gebruikt has bij he / she / it (zin 2).

3. Do we have a new car? Hebben we een nieuwe auto? 4. Does Victoria have a pink school bag? Heeft Victoria een roze schooltas. Om een vraag met to have te maken zet je do of does aan het begin van de vraagzin. Bij I / you / we / they gebruik je do (zin 3). Je gebruikt does bij he / she / it (zin 4).

Now, show what you know! (Maak 3 vraagzinnen met to have en 3 zinnen met to have got) 1 Tom has got a nice mother. 2 You have got a beautiful bike. 3 My friend has got two sisters. 4 Sandra has got a new PlayStation. 5 The car has got four wheels. 6 I have got a lot of friends at school.