Taaloefeningen
Anika koopt een mooi horloge voor haar moeder. Zinnen ontleden zin 1 Anika koopt een mooi horloge voor haar moeder.
De grote, vieze man pakte het horloge uit de kast. Zinnen ontleden zin 2 De grote, vieze man pakte het horloge uit de kast.
Hij heeft het ingepakt voor haar. Zinnen ontleden zin 3 Hij heeft het ingepakt voor haar.
De dief ____________ snel de winkel uit. werkwoordspelling zin 4 tegenwoordige tijd rennen rent De dief ____________ snel de winkel uit.
De dief ____________ snel de winkel uit. werkwoordspelling zin 5 verleden tijd rennen rende De dief ____________ snel de winkel uit.
De dief ____________ snel de winkel uit _______________ . werkwoordspelling zin 6 voltooid deelwoord rennen is De dief ____________ snel de winkel uit _______________ . gerend
werkwoordspelling slaan geslagen zin 7 bijvoeglijk naamwoord slaan geslagen De _____________ dief was snel buiten.
Dit was het weer voor vandaag!!