Grammar Chapter 5 G 3 Voegwoorden.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammar Chapter 4 – G3 Aangeplakte vragen = Question tags.
Advertisements

Grammar Chapter 4 – G1 What en Which.
PAST SIMPLE (VERLEDEN TIJD)
Grammar Chapter 1-G3 Vragen.
Grammar Chapter 4 – G4 Meervoud.
G 2 The Present Perfect = De Voltooide Tijd (vtt)
Taaloefeningen.
Grammar Chapter 2-G1 ‘s en of.
Instructie grammatica
Stepping Stones II Chapter 6 Grammar.
Moeten: must, have (got) to, should, should have
Grammar Chapter 5 Grammar 1 …self / …selves en each other.
Grammar Chapter 6 G 1 De Passive.
Tel de zwarte stippen!. Tel de zwarte stippen!
In het Nederlands antwoord je vaak heel kort:
Interrogative sentences
Hulpwerkwoorden can must may etc.
Grammar Chapter 3 – G1 If en When.
Grammar Chapter 6 G 4 Any, every, no + samenstellingen.
Grammar Chapter 6 G 3 Some en Any. Some en Any In klas 1 heb je al iets over some en any geleerd, nl dat beide woorden te maken hebben met een onbepaalde.
Grammar Chapter 1 Grammar Chapter 1 Who en What met een voorzetsel.
Grammar Chapter 4 – G2 If + past simple. Je wist al dat je voor het woordje als in het Engels if kunt gebuiken. We gaan hier even mee verder. Het kan.
Woordvolgorde met woorden van tijd
Grammar Chapter 2 – G3 The. Het gebruik van the in combinatie met gebouwen. Het gaat hier om de volgende gebouwen: Het gaat hier om de volgende gebouwen:
Grammar Chapter 3 – G3 One en Ones.
Grammar Chapter 3 – G2 Meervoud. Meervoud Je weet al hoe je woorden in het Engels in het meervoud zet, nl: Je weet al hoe je woorden in het Engels in.
In deze powerpoint vind je basis-grammatica: zaken die je na 3 onderbouwjaren eigenlijk niet onbekend voor mogen komen. Klik op een van onderstaande onderwerpen.
Woorden als or, and, but, when, because, so en since gebruiken we om twee zinsdelen te koppelen. Voorbeeld in het Nederlands: De dvd was erg duur maar.
Past Simple Onvoltooid verleden tijd Regelmatige werkwoorden:
Grammar 4.2 Will, shall & to be going to
Persoonlijke voornaamwoorden
Question-tags toch? is het niet? nietwaar? hè? is het wel?
All right 1thv unit 7 gr 2.1 en 2.2.
All Right 3hv Unit 1 Grammar 4.1
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
Jeans Hij draagt een nieuwe spijkerbroek! Ik vind hem leuk! He’s wearing a new jeans! I like it! He’s wearing new jeans. I like them!
2G 16 November Today’s lesson  Last class  Mull  Puffins  Check homework (ex )  Thursday 9 December: TEST UNIT 2.
Friday, 24 April 2015 vrijdag 24 april 2015 RADIO JEFKEN 75 A Thousand Kisses Deep 6’28’’ Benedectine Monks 4’39’’ E Tu 4’45’’ Exaltation de la Croix.
Present Continuous Deel 1: Functie & Vorm
Present Simple Tegenwoordige Tijd.  Om aan te geven dat iets nu een gewoonte is. Er zijn een aantal woorden die aangeven dat het om een gewoonte gaat.
12 DE ARCHITECT Een architect bedenkt hoe nieuwe gebouwen eruit gaan zien, en hoe ze moeten worden gebouwd Bouwen Verhaal.
Future met will Gebruik je om te zeggen dat iets in de toekomst zal gaan gebeuren. Je gebruikt will als je voorspellingen doet zonder dat je daar bewijs.
NEXT LW 2 Bijv.nw. 3 Zelfst. nw. 4 PV 5 Ond Taal Team 1 Team 2 Team 3 Team 4 Team 5 Team 6.
Allesvoorengels.nl. 1. Wat betekenen aangeplakte vragen? 2. Aangeplakte vragen na am, is, are, can, could, will, have 3. Aangeplakte vragen na andere.
Allesvoorengels.nl. 1. Wat betekenen de werkwoorden (to) be en can? 2. Hoe maak je korte antwoorden met (to) be en can? 3. Oefeningen allesvoorengels.nl.
Grammar – period 2.
Chapter 4 Going out Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Present simple Grammar.
Woordvolgorde in Engelse bevestigende en vragende zinnen.
Chapter 4 Going out Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Chapter 4 Going out Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Past Continuous Deel 1: Functie & Vorm
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Chapter 1 Body and mind Grammar Stepping Stones 3gt
Tel de zwarte stippen!. Tel de zwarte stippen!
Toekomende tijd: met “will”
NEW INTERFACE UNIT 2 : GRAMMAR
English 23 April 2018.
Chapter 3 Who dares? Grammar Stepping Stones 3 havo
Chapter 2 How stuff works Grammar Stepping Stones 3gt
Tel de zwarte stippen!. Tel de zwarte stippen!
Chapter 2 What’s up? Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Hoe maak je zinnen vragend in het Engels.
Transcript van de presentatie:

Grammar Chapter 5 G 3 Voegwoorden

Voegwoorden Als er een huis gebouwd wordt gaat de metselaar aan de slag en metselt hij de muren. De stenen worden met specie aan elkaar vastgeplakt en als het cement hard geworden is, moet er nog gevoegd worden. De stenen worden netjes met elkaar verbonden zodat het een mooie eenheid is. Zo gebruik je ook voegwoorden. In de taal worden er geen stenen tot een eenheid gesmeed, maar zinnen. Met behulp van voegwoorden worden zinnen aan elkaar geplakt om een mooier geheel te krijgen, bijv.: Hij rent hard. Hij is te laat. He is running fast. He is late. Nu dezelfde zinnen, maar dan met een voegwoord: Hij rent hard want hij is te laat.

Voegwoorden He is running fast for he is late. Nog eentje: De man kon niet rijden. Hij was dronken. The man couldn’t drive. He was drunk. De man kon niet rijden omdat hij dronken was. The man couldn’t drive because he was drunk. Nog een voorbeeld: Je kunt thuis blijven. Je kunt meegaan. You can stay at home. You can come along. Je kunt thuis blijven of meegaan. You can stay at home or come along.

Voegwoorden Nog eentje: Ze zijn rijk. Je kunt het niet zien. They are rich. You can’t see it. Ze zijn rijk alhoewel je dit niet kunt zien. They are rich although you can’t see it. Een laatste voorbeeld: We gaan naar het strand. Het regent. We are going to the beach. It is raining. We gaan naar het strand tenzij het regent. We are going to the beach unless it is raining.

Voegwoorden Opdracht 3a WB blz.23 heeft nog toevoeging nodig wil je de voegwoorden kunnen opzoeken in het woordenboek. Je kunt de woorden nl volgens verschillende woordsoorten opzoeken. Zet de volgende afkortingen daarom vóór de betreffende nummers: 1=bw=bijwoord 6 =vz 2=vw=voegwoord 7 =bw 3=bw 8 =bw 4=vw 9 =vw 5=vz=voorzetsel 10=bw Maak nu opdracht 3a en 3b op blz.23,24 WB.