ADLO-Demo project: “Vet en eiwit in de melk: sturen vanuit het basisrantsoen” “Melkvet- en -eiwitgehalte: invloedsfactoren ” De Campeneere S. en De Brabander D. ILVO Eenheid Dier, Scheldeweg 68, 9090 Melle Dit demonstratieproject wordt medegefinancierd door de Europese Unie en het Departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse overheid
Inhoud: Wat is melkvet en melkeiwit Invloedsfactoren Niet-voedingsfactoren Voedingsfactoren
Melkvet: Melkvet is hoofdzakelijk opgebouwd uit triglyceriden TGL: 3 vetzuren + 1 glycerol Vereenvoudigd: Korte keten vetzuren (tot C15-C16) in uier gesynthetiseerd uit azijnzuur (C2) en boterzuur (C4) Lange keten vetzuren (C16 en langer) aangevoerd door bloed afkomstig van voedervet microbieel vet gemobiliseerd lichaamsvet
Melkeiwit Melkeiwit is opgebouwd uit: 95% werkelijk eiwit waarvan 80% caseine; rest wei-eiwitten overwegend synthese in uier uitgaande van AZ verteerd in dunne darm groot deel uit microb. eiwit ~AZ patroon ideaal 5% niet-eiwit-stikstof
Nuance: 44,0 g/l melk = 42,7 g/kg melk
Niet-voedingsfactoren Lactatiestadium Genetica Tijdstip Ziekte bv. mastitis Seizoen Hitte
Lactatiestadium Gegevens: VRV 7 7
Diersoortverschillen VET EIWIT EIW. /VET LACT AS TOTAAL VASTE STOF % Aap 3.9 2.1 0.6 5.9 2.6 14.5 Antilope 1.3 6.9 5.3 4 25.2 Bizon 1.7 4.8 2.8 5.7 0.96 13.2 Buffel, Filippijnse 10.4 4.3 0.8 21.5 Buidelrat, Am. 6.1 9.2 1.5 3.2 1.6 24.5 Cavia 8.1 3 0.82 15.8 Dolfijn 14.1 0.7 --- 30.4 Ezel 1.2 1.4 0.45 10.2 Geit 3.5 3.1 0.9 4.6 0.79 12 Hert 19.7 0.5 34.1 Hond 8.3 9.5 1.1 3.7 20.7 Kangaroe 6.2 Spoor Kameel 4.9 5.1 14.4 Kat 10.9 11.1 1 3.4 25.4 SOORT VET EIWIT EIW. /VET LACT AS TOTAAL VASTE STOF % Koe: 4.6 3.7 0.8 4.9 0.7 13.8 Konijn 12.2 10.4 0.8 1.8 2 26.4 Olifant 15.1 4.9 0.3 3.4 0.76 26.9 Paard 1.6 2.7 1.7 6.1 0.51 11 Rat 14.8 11.3 2.9 1.5 31.7 Rendier 22.5 10.3 0.5 2.5 1.4 36.7 Schaap 5.3 5.5 1 4.6 0.9 16.3 Varken 8.2 5.8 0.7 4.8 0.63 19.9 Walvis 34.8 13.6 0.4 51.2 IJsbeer 31 10.2 1.2 42.9 Zeehond 53.2 11.2 0.2 2.6 67.7
Genetisch verschil tussen melkveerassen Bron: http://classes.ansci.uiuc.edu
Leroy Abrian x Jocko Besn Genetisch verschil binnen ras Naam Afstamming NVI Kg Melk Kg Vet % V % E INET Surprise Dustin x Luxemburg 214 648 24 -0,05 0,08 100 Paramount Jocko x Fatal 209 2.002 26 -0,6 -0,1 146 Butembo Leroy Abrian x Jocko Besn 202 872 29 123 Stilist Novalis x Cash 199 455 30 0,12 0,18 124 Bertil Willis x Jocko 196 718 36 0,06 0,19 154 Win 395 Winchester x Patron 194 2.084 48 -0,41 -0,24 106 Peinzer Boy Jesther x Lucky Leo 188 408 16 -0,02 0,04 58 Orcival Mattie G x Esquimau 187 665 49 0,23 0,07 116 Roppa 171 1.007 -0,16 0,02 111 Salisbury Jocko x Rudolph 170 819 -9 -0,5 71 Bron CRV, stierenkaart website
Tijdstip van melken Mastitis Avondmelk hoger vetgehalte Vroeger: avondmelk afromen voor room Tijdstip binnen melkbeurt (begin vs einde) Mastitis Vetgehalte licht gedrukt Lactose licht gedrukt
Hitte Persbericht: “ Juli 2006 warmste maand in zeker 300 jaar” Andere invloeden Seizoen Hitte Persbericht: “ Juli 2006 warmste maand in zeker 300 jaar”
Voedingsfactoren Verdunningseffect Pensfermentatie Energievoorziening Eiwitvoorziening Structuurvoeder Vettoevoeging
Verdunningseffect GEHALTE vet en eiwit = resultante van hoeveelheid melk, vet en eiwit die in de uier gevormd en aangevoerd worden. Hoeveelheid melk vooral ifv hoeveelheid lactose in de uier. Meer melk bij zelfde vet en eiwitsynthese => lagere gehalten. Bv 40 kg -3 kg +3 kg 1680 g vet 42 g = 45 g/kg = 39 g/kg 1360 g eiwit 34 g = 37 g/kg = 32 g/kg Uitgesproken bij vet, minder bij eiwit.
Pensfermentatie Hogere microbieel eiwitsynthese => melkeiwit stijgt Specifieke vetzuren: Melkvetverhogend: Azijnzuur (C2; uit celstof) Boterzuur (C4; uit suikers) Melkeiwitverhogend: Propionzuur (C3; uit zetmeel)
Energievoorziening Betere energievoorziening => verhoogde melkproductie; iets verlaagd vetgehalte (verdunningseffect) => eiwitgehalte stijgt !? (uitz: vet) Reden: meer energie is meestal meer FOS meer FOS ~ meer microbieel eiwit (OEB OK) meer micr eiwit ~ hoger eiwitgehalte
Energievoorz. (% v/d normen) Energievoorziening Eiwit (g/kg) Energievoorz. (% v/d normen) Journet, 1978
Eiwitvoorziening DVE voorzienig hoger Melkproductie: vetgehalte: (verdunning) eiwitgehalte: tot normvoeding boven normvoeding OEB voorziening hoger weinig invloed op vet/eiwit, tenzij neg. OEB
Eiwitvoorziening Vérité, 1998
Structuurvoorziening Tekort aan structuur: oorzaak: vaak – celstof; + zetmeel => minder azijnzuur; meer propionzuur => melkvetgehalte daalt (vaak gepaard met lichte eiwitstijging) NIET na te streven
Vettoevoeging Effect is sterk afhankelijk van type vetbron Algemeen: vettoevoeging meestal stijgt melkproductie (VW vetgehalte niet te hoog: max 5-7% vet ) lager eiwitgehalte effect op vetgehalte niet éénduidig soms hoger (bv beschermd vet) soms lager (bv visolie, onverzadigd vet)
Specifieke voederinvloeden Niet sluitend in alle omstandigheden. Nooit 100% éénduidig. Onder andere afhankelijk van wat er vervangen wordt en van lactatiestadium. 22
Specifieke voederinvloeden Bv 1: Ingekuilde perspulp: Melkstimulerend, vetdrukkend, eiwitstimulerend Reden: Hoge opneembaarheid en hoge verteerbaarheid => melkstimulerend aanbreng pensenergie => meer FOS => meer microbieel eiwit => eiwitstimulerend 23
Specifieke voederinvloeden Bv 2: Voederbieten: melk ??, vetstimulerend, eiwitstimulerend Reden: aanbreng suikers => meer boterzuur => vetstimulerend aanbreng pensenergie => meer FOS => meer microbieel eiwit => eiwitstimulerend Tvv KV eerder minder melk Tvv RV eerder melkstimulerend 24
Specifieke voederinvloeden KgM %Vet %Eiw Vers gras + - Maïs bij vers gras =+ KZK Granen = Maïsgraan =- MKS/CCM =- (2de helft) Bieten Perspulp Aardappelen Draf 25
Dank u voor uw aandacht 17 februari 2006