Luchtvervuiling Emissie uitstoot van gassen in de lucht Emissie door: verbranding van (fossiele) brandstoffen en industriële processen Emissie van: CO2, SO2, NO en NO2, koolwaterstoffen (o.a. CH4; CnHm) en CO
Zure regen Door verbranding van (fossiele) brandstoffen emissie van CO2, SO2, NO en NO2 Met waterdamp en O2 uit de lucht onstaan H2SO4 (zwavelzuur) en HNO3 (salpeterzuur) Zure regen = natte zuurdepositie = als H2SO4 (zwavelzuur) en HNO3 (salpeterzuur) met regen of mist naar beneden komen Droge zuurdepositie = neerslaan van SO2, NO en NO2 in droge vorm. In de bodem ontstaat alsnog zwavelzuur en salpeterzuur Grootste veroorzakers: industrie, elektriciteitscentrales en verkeer Verzuring van de bodem door NH3 uit landbouw (mest) Gevolgen: oplossen van giftige metalen in de bodem → schadelijk voor planten en bodemorganismen Vrijkomen van mineralen uit complexe verbindingen → uitspoeling Beschadiging wortelharen bij planten → minder opname van water en mineralen Bladschade bij planten door droge zuurdepositie → meer verdamping van water (huidmondjes blijven openstaan) en minder fotosynthese, gevoeliger voor ziekten Ziek/sterven van waterdieren ………..
Andere vormen van luchtvervuiling 1. Koolwaterstoffen en CO reageren o.i.v. zonlicht in de lucht tot ozon (O3) Ozon: irriterend voor ogen en luchtwegen aantasting van luchtwegen beschadiging bladeren en groeiremmend Ozon ≠ ozonlaag in de atmosfeer! 2. Zwaveldioxiden. Aantasting luchtwegen 3. Smog = vettige mist → ozon , fijn stof (roet) en zwaveldioxide Vooral astmapatiënten hebben last van smog Korstmossen (‘woestijnvorming’) 4. Chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK’s). Aantasting van ozonlaag → meer UV-straling → huidkanker
Broeikaseffect Broeikasgassen: CO2, H2O-damp en CH4 (methaan) De temperatuur van de atmosfeer varieert met de hoogte. Er basis hiervan wordt vaak een indeling van de atmosfeer in lagen gemaakt. Deze lagen zijn gescheiden door pauzes, die de bovengrens van elke laag vormen. Deze grenzen verlopen over het algemeen niet scherp. De hoogtes zijn niet overal op aarde gelijk en varieert ook met de dagelijkse en jaarlijkse gang. Op de polen liggen de grenzen vaak lager dan op de evenaar. troposfeer - 0 - 6/18 km, temperatuur neemt af met de hoogte stratosfeer - 6/18 - 50 km, temperatuur neemt toe met de hoogte mesosfeer - 50 - 80/85 km, temperatuur neemt af met de hoogte thermosfeer - 80/85 - 640-700 km, temperatuur neemt toe met de hoogte exosfeer - 700 tot 800 km De grenzen tussen deze lagen heten de tropopauze, stratopauze en mesopauze. Daarnaast zijn er in de lagen nog onderverdelingen te maken op basis van bepaalde eigenschappen. Zo is in de stratosfeer de ozonlaag te vinden, terwijl de onderste laag van de magnetosfeer, de ionosfeer, zich in de thermosfeer bevindt en overdag ook in de mesosfeer.
Versterkt broeikaseffect Verhoogde afgifte van broeikasgassen aan de atmosfeer (vooral troposfeer) versterking van het broeikaseffect Door: verbranding van fossiele brandstoffen (lange kringloop!), veeteelt, ontbossing Gevolgen: klimaatsverandering, stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde, stijging van de zeespiegel, smelten van poolijs en gletsjers effecten op voedselvoorziening, extreme weersomstandigheden (orkanen, hittegolven, overstromingen), verdwijnen van laaggelegen gebieden, meer bedreigde planten- en diersoorten