Rekenregels voor wortels

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Wiskundevademecum eerste graad
Advertisements

WACHT MENEER VAN DALEN NOG STEEDS OP ANTWOORD ?
Toepassingen op de stelling van Pythagoras
GONIOMETRIE UITLEG 8.2 TANGENS
Tangens In een rechthoekige driehoek kun je met tangens werken.
Kb.1 Ik leer op een goede manier optellen en aftrekken
havo B Samenvatting Hoofdstuk 12
ribwis1 Toegepaste wiskunde - Goniometrie Lesweek 4
havo B Samenvatting Hoofdstuk 10
Presentatie Vlakke figuren Theorie Rekenvoorbeelden
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 11
Gelijkvormige driehoeken
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 1
vwo A/C Samenvatting Hoofdstuk 5
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 8
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 5
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 4
Extra vragen voor Havo 3 WB
De eenheidscirkel y α P x O (1, 0)
De eenheidscirkel y α P x O (1, 0) Speciale driehoeken.
Rekenregels van machten
Wortels x² = 10 x = √10 v x = -√10 kwadrateren is hetzelfde als tot de tweede macht verheffen √10 = 2√10 √10 = 10 √10 ≈ 3,16 (√10)² = 10 daarom heet.
Voorbeeld a5a · 4b = 20ab b-5a · 4a = -20a 2 c-2a · -6a = 12a 2 d5a · -b · 6c = -30abc e-5b · 3a · -2 = 30ab f-2 · -a = 2a opgave 1 a7a + 8a = 15a b6a.
Herhaling gelijkvormigheid
Lineaire functies Lineaire functie
Differentieer regels De afgeleide van een functie f is volgens de limietdefinitie: Meestal bepaal je de afgeleide niet met deze limietdefinitie, maar.
Gelijkvormige driehoeken
Goniometrie Tangens Sinus Cosinus
Goniometrie Tangens Sinus Cosinus
1 het type x² = getal 2 ontbinden in factoren 3 de abc-formule
Goniometrie Tangens Sinus Cosinus Herhaling:
havo B Samenvatting Hoofdstuk 2
Projectie en stelling van thales
Breuken-Vereenvoudigen
vergrotingsformule F Er zijn in de tekening 2 Gelijkvormige driehoeken
ribwis1 Toegepaste wiskunde Lesweek 2
ribwis1 Toegepaste wiskunde Lesweek 01 – Deel B
ribwis1 Toegepaste wiskunde, ribPWI Lesweek 01
ribwis1 Toegepaste wiskunde – Differentieren Lesweek 7
havo/vwo D Samenvatting Hoofdstuk 5
Krachten optellen en ontbinden
Hoofdstuk 4 Vlakke figuren.
2 vmbo basis 4.1Vlakke figuren
Hoofdstuk 4 Vlakke figuren.
Hoofdstuk 5 De stelling van Pythagoras
CONGRUENTIE HOOFDSTUK 3 BLADWIJZERS: 3.2. CONGRUENTE DRIEHOEKEN
Voorbeeld Bereken de diepte van het water. Aanpak
Gelijkvormigheid en verhoudingstabellen.
Goniometrie Als je deze uitleg stap voor stap volgt, kun je na afloop alle hoeken berekenen van een rechthoekige driehoek. Elke keer als je klaar bent.
Hoofdstuk 9 havo KWADRATEN EN LETTERS
priemgetallen priemgetal:
Gereedschapskist vlakke meetkunde
3FD na de vakantie !! Wiskunde deel B + Geodriehoek !!! + potlood !! + gum !! + rekenmachine !! Koop het als je het niet hebt !
Gereedschapskist vlakke meetkunde
Gereedschapskist vlakke meetkunde
havo B Samenvatting Hoofdstuk 7
Meetkunde 5L week 14: Vierhoeken tekenen vierhoeken vierkant vlieger
Goniometrie is een tak van wiskunde die
Wiskunde voor Engineering HU / Boswell Bèta 11 augustus.
Wiskunde voor Engineering HU / Boswell Bèta 10 augustus.
Periode 3 SE3 (week 12: vrijdag 24 maart t/m week 13 vrijdag 31 maart) 7 weken het leerstof behandelen en 8e week voorbereiding voor SE3 Hoofdstuk 4: Meetkunde.
Wat is algebra? Rekenen is het werken met getallen. Er zijn vier hoofdbewerkingen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Verder ken je de bewerkingen.
SosCasToa “Leren met Plezier”
havo B Samenvatting Hoofdstuk 2
Eigenschappen van vierhoeken
3 vmbo-KGT Samenvatting Hoofdstuk 9
Vierhoeken tekenen Vierhoeken tekenen Vierhoeken tekenen
Driehoeken tekenen Driehoeken tekenen Driehoeken tekenen
M A R T X I W K U N E D S 2 G1 Rekenen met breuken © André Snijers.
Transcript van de presentatie:

Rekenregels voor wortels √A · √B = √AB met A ≥ 0 en B ≥ 0 √A2 = |A| Je kunt een factor voor het wortelteken brengen als het getal onder het wortelteken het product is van een kwadraat en een geheel getal. √AB = √A · √B √54 = √9 · √6 = 3 · √6 = 3 √6 Een vorm met een breuk onder het wortelteken en een vorm met een wortel in de noemer van een breuk moet je herleiden. √A√B √ AB = met A ≥ 0 en B > 0 √A√B √ AB = 4.1

Wortels en merkwaardige producten (a + b)2 = a2 + 2ab + b2 (a – b)2 = a2 – 2ab + b2 (a + b)(a – b) = a2 – b2 opgave 9a (2a √2 - a √3)2 = (2a √2 - a √3)·(2a √2 - a √3) = 4a2 · 2 – 2a2 √6 – 2a2 √6 + a2 · 3 = 8a2 + 3a2 – 4a2 · 6 = 11a2 – 24a2 = -13a2 4.1

opgave 9d √72 3 - √3 √72 3 + √3 = ∙ 3 - √3 3 + √3 √72(3 + √3) = 9 - 3 √36 · √2(3 + √3) = 6 6 √2(3 + √3) = 6 18 √2 + 6 √6) = 6 = 3 √2 + √6

Breuken Gelijknamige breuken optellen : tellers optellen noemers veranderen niet 5a 2a 7 a 1 + = 5 a - 2 2 a 5a a(a – 2) 2(a – 2) a(a – 2) 5a + 2(a – 2) a(a – 2) + = + = = 2 5a + 2a – 4 a(a – 2) 7a – 4 a(a – 2) Om niet-gelijknamige breuken op te tellen moet je ze eerst gelijknamig maken. = a2 – 4 a2 + 6a + 8 (a – 2)(a + 2) (a + 2)(a + 4) (a – 2) (a + 4) -2 4 -1 2 = = = = 3 Breuk vereenvoudigen  teller en noemer door dezelfde factor delen.

opgave 21a x2 + 4x + 4 x2 - 4 10 x - 2 = (x + 2)(x + 2) (x - 2)(x + 2) 10 x - 2 = x + 2 x - 2 10 x - 2 = x + 2 = 10 x = -2 + 10 x = 8 voldoet

opgave 21b x2 - 9x + 14 x2 + x - 6 3 - x 2x - 6 = (x - 2)(x - 7) (x - 2)(x + 3) 3 - x 2x - 6 = x - 7 x + 3 3 - x 2x - 6 = x - 7 x + 3 -1(-3 + x) 2(x – 3) = 2(x – 7) = -1(x + 3) 2x – 14 = -x – 3 3x = 11 x = 3 voldoet

Rekenregels van machten a4 = a · a · a · a a2 · a3 = a · a · a · a · a = a5 = = a2 (a2)3 = a2 · a2 · a2 = a6 (ab)3 = ab · ab · ab = a3b3 bij vermenigvuldigen de exponenten optellen a5 a · a · a · a · a a3 a · a · a bij delen trek je de exponenten van elkaar af bij macht van een macht vermenigvuldig je de exponenten bij de macht van een product krijg je een product van machten 4.3

Algemeen ap · aq = ap + q = ap – q (ap)q = apq (ab)p = apbp ap aq 4.3

de rekenregels voor machten gelden ook bij negatieve exponenten 4° = 1 a° = 1 (a ≠ 0) 2-1 = ½ 8-1 = ⅛ a-n =  (a ≠ 0) de rekenregels voor machten gelden ook bij negatieve exponenten verhuist een macht van de teller naar de noemer of omgekeerd, dan verandert de exponent van teken 4.3

voorbeeld 1 a3 a-2 = a3 - -2 = a5

voorbeeld 2 (3a)-2 · 2b-1

ook geldt : a = √ a (a > 0) Machten met gebroken exponenten x½ = √ x x = √ x 4½ = √ 4 = 2 64 = √ 64 = 4 algemeen : a = n √ a ook geldt : a = √ a (a > 0) 3 3 pq q p 4.3

opgave 33 a x1,6 = 50 x = 50 x ≈ 11,531 b x-4,1 = 5 x = 5 x ≈ 0,675 1

opgave 34c 4 · x-1,8 + 16 = 5000 4x-1,8 = 4984 x-1,8 = 1246 x = 1246 - 16 : 4 1 -1,8

Berekeningen met sinus, cosinus en tangens sinA = overstaande rechthoekszijde : schuine zijde cosA = aanliggende rechthoekszijde : schuine zijde tanA = overstaande rechthoekszijde : aanliggende rechthoekszijde SOS/CAS/TOA 4.4

voorbeeld Bereken AB C 5  19° A ? B vanuit hoek A kijken  tan A = BC : AB tan 19° = 5 : AB Bereken AB C 5 tan 19° 5  19° 1 AB A ? B AB = 5 × 1 : tan 19° AB = 14,5 cm 4.4

voorbeeld 2 Bereken C C  11 A 9 B vanuit hoek C kijken  sin C = AB : AC sin C = 9 : 11 C = 55° Bereken C C  11 A 9 B

voorbeeld 3 Bereken BC C 56° 11  ? A B vanuit hoek C kijken  cos C = BC : AC cos 56° = BC : 11 Bereken BC C 56° 11  ? cos 56° BC 1 11 A B BC = cos 56° × 11 : 1 BC = 6,2 cm

Exacte waarden van goniometrische verhoudingen LEREN Exacte waarden van goniometrische verhoudingen hoek 30° 45° 60° sinus ½ ½√2 ½√3 cosinus ½√3 ½√2 ½ tangens √3 1 √3 C R 60° 2 √ 2 1 1 45° 30° A B P Q 1 √ 3 4.4

a √ 3 a+a√3 2a a a a √ 2 D 30° ½a√2 + ½a√6 15° E 60° 45° 45° 75° A B C opgave 47a 30° BE = a AE = a AB = a√2 BD = 2a ED = a√3 in ∆ACD  1 – 1 - √2 AD = a + a√3 AC = · AC = = ½a√2 + ½a√6 CD = AC = ½a√2 + ½a√6 BC = AC – AB = ½a√2 + ½a√6 - a√2 = -½a√2 + ½a√6 ½a√2 + ½a√6 a √ 3 15° a+a√3 2a E a a a+a√3 √2 √2 √2 60° 45° 45° 75° a√2+a√6 2 A a √ 2 B C ½a√2 + ½a√6

2a D 30° 15° ½a√2 + ½a√6 E 60° 45° 45° 75° A B C ½a√2 + ½a√6 opgave 47b D -½a√2 + ½a√6 2a sin 15° = = -¼√2 + ¼√6 30° ½a√2 + ½a√6 a√3 cos 15° = = ¼√2 + ¼√6 15° ½a√2 + ½a√6 2a E 60° 45° 45° 75° A B C ½a√2 + ½a√6

= = De sinusregel C a sin α b sin β c sin γ γ b a α β A B c Als de driehoek niet gelijkbenig of rechthoekig is gebruik je de sinusregel. In elke driehoek ABC geldt de sinusregel : C a sin α b sin β c sin γ γ = = b a α β A B c 4.4

a2 = b2 + c2 – 2bc cos α b2 = a2 + c2 – 2ac cos β De cosinusregel Als je de sinusregel niet kunt gebruiken heb je de cosinusregel. In elke driehoek ABC geldt de cosinusregel : C a2 = b2 + c2 – 2bc cos α b2 = a2 + c2 – 2ac cos β c2 = a2 + b2 – 2ab cos γ γ b a α β A B c 4.4

∙ H G E F M a D C a A 2a B opgave 65 a AF = b AG = AF = √5a2 = a√5 zijde kwadraat E F AB = 2a 4a2 ∙ M BF = a a2 + a AF = ? 5a2 D C AF = √5a2 = a√5 a A 2a B zijde kwadraat c AM = zijde kwadraat AF = AC AC = a5 5a2 AC = a5 5a2 CG = a a2 + CM = ½a ¼a2 + AG = ? 6a2 AM = ? 5¼a2 21 4 AG =  6a2 = a√6 AM = √5¼a2 = a√ = a√¼·21 = ½a√21

hoogte loodrecht op zijde Driehoek C voorbeeld 1 hoogte loodrecht op zijde hoogte tekenen oppervlakte driehoek = zijde × hoogte : 2 of ½ × zijde × hoogte 5 O(∆ABC) = zijde x hoogte : 2 = 4 × 5 : 2 = 10 cm² ∟ A B 4

Cirkel 12 voorbeeld 2 Waar kan de geit niet komen ? In het rode gebied O(cirkel) = πr2 Cirkel voorbeeld 2 Waar kan de geit niet komen ? In het rode gebied dus O(rechth) – O(cirkel) = O(rood) O(rechth) = 20×12 = 240 m² O(cirkel) = π × 4² = 50,27 m² O(rood) = 240 – 50,27 = = 189,73 m² 12

Trapezium D C h A B O(trapezium) = ½( a + b )h 4.5 Een trapezium is een vierhoek waarvan 2 zijden evenwijdig lopen Trapezium b O(trapezium) = ½( a + b )h D C h A B a b a + b Van ieder trapezium kun je een parallellogram maken 4.5

D C 3 3 h 60° 45° A E F B opgave 69 a h = 4 O = ½(a + b)h eerst CD (= AE) berekenen DE = 4 AE = = = 1√3 EF = 10 – 4 - 1√3 EF= 6 - 1√3 O = ½(10 + 6 - 13) · 4 O = 2(16 - 13) O = 32 - 23 D C 4  3 3 3 43 3 ∙ h 4 4 60° 45° A 1√3 E F 4 B 10 28

AB BC AC KL LM KM DB BE DE ON NM OM Herhaling gelijkvormigheid C K L E snavelfiguur zandloperfiguur ∆ABC ∽ ∆DBE ∆KLM ∽ ∆ONM K = O L = N M = M A = D B = B C = E C K L E B M D A N O AB BC AC KL LM KM DB BE DE ON NM OM 4.5