Hulpwerkwoorden can must may etc.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammar Chapter 4 – G3 Aangeplakte vragen = Question tags.
Advertisements

Grammar Chapter 4 – G1 What en Which.
Voltooid tegenwoordige tijd
28 juni 2009 Paëllanamiddag 1 Paëllanamiddag 28 juni 2009 Voorbereiding vrijdagavond (Loopt automatisch - 7 seconden)
NEDERLANDS WOORD BEELD IN & IN Klik met de muis
Vragend en Ontkennend maken
Grammar Chapter 1-G3 Vragen.
Een dag uit het leven van Plotseling Waar je als Lord al niet druk mee kunt zijn …
Conditional Clauses If-zinnen.
Hoort Jezus onze gebeden wel?
You do remember, don’t you?
Ronde (Sport & Spel) Quiz Night !
Maar wat zeg jij?.
Moeten: must, have (got) to, should, should have
Grammar Chapter 5 Grammar 1 …self / …selves en each other.
Grammar Chapter 6 G 1 De Passive.
Instructie grammatica
Ik leg mijn leven af.
In het Nederlands antwoord je vaak heel kort:
RWW unit 6 Passive-de lijdende vorm Vergelijk deze zinnen:
Interrogative sentences
Directe rede  Indirecte rede
en ‘If-zinnen’ (klik hier als je meteen naar If-zinnen wilt.)
Dia 1 Politiewerk in de Toekomst Kan technologie “ons” helpen om het veiliger te maken?
Groot geloof 1.
Werken aan Intergenerationele Samenwerking en Expertise.
Grammar Chapter 6 G 4 Any, every, no + samenstellingen.
Grammar Chapter 4 – G2 If + past simple. Je wist al dat je voor het woordje als in het Engels if kunt gebuiken. We gaan hier even mee verder. Het kan.
Woordvolgorde met woorden van tijd
In deze powerpoint vind je basis-grammatica: zaken die je na 3 onderbouwjaren eigenlijk niet onbekend voor mogen komen. Klik op een van onderstaande onderwerpen.

Vragen stellen Vormen van ‘to be’ kunnen de enige werkwoorden in de vraagzin zijn. Ben ik je beste vriend? Am I your best friend?
ECHT ONGELOOFLIJK. Lees alle getallen. langzaam en rij voor rij
Definities: Present Simple en Past Simple
Persoonlijke voornaamwoorden
Grammar 3 Must = moeten (van jezelf) Should = Zou moeten (van jezelf) It’s getting late. I must go now. It’s getting late. I should go now. Mustn’t = moeten.
Question-tags toch? is het niet? nietwaar? hè? is het wel?
“Een dure GSM hebben ze wel, maar hun schoolrekening betalen…”
De financiële functie: Integrale bedrijfsanalyse©
Kirti Zeijlmans MSc Rijksuniversiteit Groningen Voor meer informatie:
1 Zie ook identiteit.pdf willen denkenvoelen 5 Zie ook identiteit.pdf.
essentie van kerst Over de mens-wording van Gods Zoon
"Als ogen spreken" Introductie. Wie is Jezus voor jou? En daarbij de vraag: Wie ben ik, jij?
Romeinen 7:1 – 8:2 1Weet u dan niet, broeders en zusters, ik spreek immers tot mensen die de wet kennen, dat de wet alleen gezag over een mens heeft zolang.
The future  vorm 1: een voorspelling doen  Will + hele ww : I will see you soon  Let op: will + not = won't  Shall + hele ww: Shall I help you? 
Deltion College Engels B1 Gesprekken voeren [Edu/006] thema: Look, it says ‘No smoking’… can-do : kan minder routinematige zaken regelen © Anne Beeker.
Kom hoger #1. Jozua Terwijl zij nu voor Israel vluchtten en zij juist op de helling van Bet- choron waren, wierp de HERE uit de hemel grote stenen.
Nothing Is As It Seems Lesson 7 What’s the Story?.
De aktieve tijd Nehalennia VMBO 2 M. Jeras.  I sit in the classroom  Of:  I am sitting in the classroom.
Kom, ga met ons mee Come, go with us. ‘Wij vertrekken nu naar het land dat de Heer ons beloofd heeft. Ga met ons mee! Je zult het goed hebben bij ons.
Vragende/ontkennende zinnen. 1.Met behulp van to do Betalen wij de rekening? Do we pay the bill? Wij betalen de rekening niet. We do not pay the bill.
Present Simple Tegenwoordige Tijd.  Om aan te geven dat iets nu een gewoonte is. Er zijn een aantal woorden die aangeven dat het om een gewoonte gaat.
Future met will Gebruik je om te zeggen dat iets in de toekomst zal gaan gebeuren. Je gebruikt will als je voorspellingen doet zonder dat je daar bewijs.
Ik ben 10 jaar Ja ik ga vandaag voor het eerst naar de heksen school. Het is ver lopen maar later kan ik vliegen en hoef ik niet meer te lopen. En later.
Allesvoorengels.nl. 1. Wat betekenen aangeplakte vragen? 2. Aangeplakte vragen na am, is, are, can, could, will, have 3. Aangeplakte vragen na andere.
Allesvoorengels.nl. 1. Wat betekenen de werkwoorden (to) be en can? 2. Hoe maak je korte antwoorden met (to) be en can? 3. Oefeningen allesvoorengels.nl.
De Onvoltooid Verleden Tijd
Modal verbs.
ABILITY = IN STAAT ZIJN.
Present Simple (t.t.) allesvoorengels.nl.
Toekomende tijd: met “going to”
Ontkenningen in de Present Simple (t.t.)
Woordvolgorde in Engelse bevestigende en vragende zinnen.
Korte vragen aan het eind van de zin
Vragen in de Present Simple (t.t.)
Hulpwerkwoorden Hoofdwerkwoorden vs hulpwerkwoorden
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
NEW INTERFACE UNIT 2 : GRAMMAR
Chapter 2 What’s up? Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Hoe maak je zinnen vragend in het Engels.
Transcript van de presentatie:

Hulpwerkwoorden can must may etc. Van de werkwoorden can must may ontbreken een paar onderdelen. Hele ww tegenw.tijd verl.tijd volt dw. will.. have… To go go/goes went gone x can could x x may x x x must x x Hij zal mogen komen. He will may come

Als je niet kunt zeggen… He will may come. He has could come. Hoe zeg je dan ‘Hij zal mogen komen’??? Oplossing je gebruikt een ander ww. met dezelfde betekenis: can ≈ be able to may ≈ be allowed to must ≈ have to

Hele ww tegenw.tijd verl.tijd volt dw. will.. have… To go go/goes went gone x can could x be able am/is/are a. was/were a. been a. x must x x have to has/have to had to had to

Onthouden: can ≈ be able to may ≈ be allowed to must ≈ have to Omdat ‘be’ en ‘have’ alle vormen hebben kun je de werkwoorden rechts overal gebruiken: Ik zal mogen gaan. I will may go. I will be allowed to go.

Onthouden: can ≈ be able to may ≈ be allowed to must ≈ have to Omdat ‘be’ en ‘have’ alle vormen hebben kun je de werkwoorden rechts overal gebruiken: Ik heb haar niet kunnen ontmoeten. I have not could meet her. I have not been able to meet her.

Onthouden : can ≈ be able to may ≈ be allowed to must ≈ have to Omdat ‘be’ en ‘have’ alle vormen hebben kun je de werkwoorden rechts overal gebruiken: Zij hebben naar school moeten lopen. They have must walk to school. They have had to walk to school.

Aantekening: can ≈ be able to may ≈ be allowed to must ≈ have to Omdat ‘be’ en ‘have’ alle vormen hebben kun je de werkwoorden rechts overal gebruiken: Hij kon niet komen. He could not come. He wasn’t able to come. (beide mogelijk dus)

Aantekening: can ≈ be able to may ≈ be allowed to must ≈ have to Omdat ‘be’ en ‘have’ alle vormen hebben kun je de werkwoorden rechts overal gebruiken: Zullen we moeten nablijven? Will we must stay behind? Will we have to stay behind?

Onthouden : can ≈ be able to may ≈ be allowed to must ≈ have to Omdat ‘be’ en ‘have’ alle vormen hebben kun je de werkwoorden rechts overal gebruiken: Mag hij studeren in Cambridge? May he study in Cambridge? Is he allowed to study in Cambridge?

Vertaal de ww.: She may be right. She might/could be right. Could you open the door? I could buy it if I wanted to.. may = vaak ‘misschien‘ might / could = vaak ‘heel misschien' Could = vaak ‘zou kunnen'

Vertaal de ww.: He should help her. / He ought to help her. He should have helped her. You must not [=mustn't] go He should have helped us should / ought to = moet eigenlijk. Should have = had eigenlijk moeten must not = ‘ik verbied het‘ should have = hàd eigenlijk moeten (idem)

Vertaal de ww.: You might/could have helped the old lady cross the street!! You don't have to do it. You don't need to do it. He must/may have helped them yesterday. might/could have drukt vaak een verwijt uit (verdorie!) not have to/not need to = niet hoeven must/may + have verwijst naar het verleden

Vertaal de ww.: They must be twins, they look so much alike. When he was younger he could swim fast He was able to swim fast yesterday. must bij een logische conclusie: ‘het moet wel zo zijn’. Verschil: could => bij algemene waarheden was able to => bij specifieke gebeurtenis

Vertaal: 1 Wij zullen moeten blijven. 2 Wij konden het huiswerk niet maken. 3 We zullen morgen vroeg moeten vertrekken. 4 Hij moet z'n huiswerk beter maken. 5 Hij zou kunnen vliegen. 6 Hij heeft me kunnen helpen. 7 Ze heeft ons een brief moeten schrijven. 8 Ik moest je schrijven. 9 Een piloot moet niet in paniek raken. 10 Zou je me even kunnen helpen?

Vertaal: 7 Ze heeft ons een brief moeten schrijven. 8 Ik moest je schrijven. 9 Een piloot moet niet in paniek raken. 10 Zou je me even kunnen helpen? 11 Ik zou haar kunnen vragen te komen maar ze is te druk. Misschien wordt hij piloot. Ik heb ook niet kunnen komen. Hij heeft haar kunnen opereren. Mag je morgen in zijn auto rijden? -Nee, dat mocht ik alleen vorige week.

Vertaal: Misschien wordt hij piloot. Ik heb ook niet kunnen komen. Hij heeft haar kunnen opereren. Mag je morgen in zijn auto rijden? -Nee, dat mocht ik alleen vorige week. Leerlingen mogen de school niet binnengaan voor de bel[dat is verboden]!! Zou u de deur even kunnen openen? Misschien heeft hij hulp gehad Ze moeten wel een hekel aan haar hebben.

Vertaal: Zou u de deur even kunnen openen? Misschien heeft hij hulp gehad Ze moeten wel een hekel aan haar hebben. Ze moet hebben bemerkt [to notice] dat ik haast had. Heel misschien heb ik een voldoende [=a sufficient mark]. Hij had mij dat weleens kunnen vertellen!!! Jasper moet wel hard gestudeerd hebben, hij wist alles. ©BtB