Evolutie van ééncelligen tot zoogdieren
Inhoudsopgave Onstaan van de aarde en het eerste leven Leven in de zee Leven op het land: amfibieën Definitieve verovering van het land: reptielen Verovering van de lucht: vogels Verandering van het leven te land: zoogdieren
1) Ontstaan van de aarde en het eerste leven 4 - 4,5 miljard jaar geleden 1) Ontstaan van de aarde en het eerste leven De aarde bestond eerst uit gassen die afkoelden tot vloeistoffen. Daarna werd een vaste gesteentekorst gevormd doordat de temperatuur verder daalde tot deze beneden het kookpunt van water was. (door regen) Zodoende kon de regen over het gesteente uitstromen, waarbij chemische stoffen werden meegespoeld die in zeeën en meren verzameld werden.
600 miljoen jaar geleden 2) Leven in de zee De eerste ééncellige planten waren algen en wieren. Zij onstonden uit een mengeling van chemische stoffen. Logischerwijs zijn dan ook de planten voor de dieren ontstaan: Planten doen aan fotosynthese (dieren konden dit niet). Uit de ééncellige planten zouden dan de ééncellige dieren ontstaan zijn, die leefden van deze plantjes.
600 miljoen jaar geleden Langzamerhand gingen ééncelligen samenwerken in kolonies waarin elk een specifieke taak had. Zo een kolonie van cellen begon zich dan als een afzonderlijk dier te gedragen. Hieruit ontstonden de eerste meercellige dieren zoals kwallen, sponzen,… Veel dieren ontwikkelden ter bescherming van hun weke lichaam een schaal. Ook nog vandaag worden er afdrukken gevonden van die schaalen. Deze dieren bezaten nog géén ruggegraat.
500 miljoen jaar geleden Uit een bepaalde groep van deze ongewervelde dieren zouden de vissen zich ontwikkeld hebben. Het waren de eerste gewervelde dieren (met ruggegraat) en oorspronkelijk waren ze nog voorzien van een pantser dat met de tijd verdween omdat het hinderlijk was tijdens het zwemmen. De schaal werd vervangen door schubben, ze ontwikkelden een gestroomlijnde vorm en vinnen om sneller vooruit te gaan.
3) Leven op het land: amfibieën 350 miljoen jaar geleden 3) Leven op het land: amfibieën Kleine plantjes vestigen zich vanuit het water op kale vlakten, ook kleine diertjes waagden zich op het land. (440 miljoen jaar geleden) Sommigen zoetwatervisjes ontwikkelen longen om te overleven op droog land en passen hun vinnen aan om zich te kunnen bewegen op het vaste land. Zo ontstonden de eerste amfibieën. (350 miljoen jaar geleden)
4) Defitieve verovering van het land: reptielen 300 – 70 miljoen jaar geleden 4) Defitieve verovering van het land: reptielen Door het feit dat de plantengroei op het land zich sterk ontwikkelde ontstond er uit de amfibieën een andere stam, die veel beter aan het landleven aangepast was nl. de reptielen: * ze hadden geen water nodig om zich voort te planten * de poten bevonden zich onder het lichaam * hun huid van schubben voorkwam uitdroging
5) Verovering van de lucht: vogels 180 miljoen jaar geleden 5) Verovering van de lucht: vogels Doordat er zich veel voedsel bevond in de lucht ontwikkelden zich uit de reptielen enkele organismen die fundamentele aanpassingen hadden doorgemaakt: * ze ontwikkelden een vlieghuid tussen tenen en vingers * hun skelet was lichter * het deel van de hersenen dat beweging en zicht bestuurde groeide uit.
Uiteindelijk ontwikkelde zich ongeveer 180 miljoen jaar geleden een gesofistikeerde vlieger nl: de archeopterix. Hij bezat zowel trekjes van reptielen als van vogels. Uit deze voorvader ontwikkelde zich later de vogels. Van de verdere ontwikkeling van de vogels zijn echter weinig of geen fossielen teruggevonden. Alleszins moeten de vogels goede vliegers geweest zijn om dat ze dikwijls heel erg grote afstanden aflegden. Sommigen gingen zich terug aan het water aanpassen door het ontwikkelen van stevige zwempoten.
6) Verandering van het leven te land: zoogdieren 150 miljoen jaar geleden 6) Verandering van het leven te land: zoogdieren Uit de reptielen ontwikkelde zich een stam muisachtige kleine dieren: therapsida, zij vormden een overgangsgroep tussen reptielen en zoogdieren. Hieruit zijn de eerste echte kleine zoogdieren ontstaan. Ze legden nog wel eieren, maar de jongeren zoogden reeds.
Ongeveer 100 miljoen jaar geleden waren de zoogdieren reeds verder ontwikkeld tot het stadium van de buideldieren. Bij de geboorte kwamen kleine, onvolgroeide jongen ter wereld die in een huidplooi werden gehouden en gezoogd tot ze volledig ontwikkeld waren. Deze zoogdieren hadden slechts weinig nakomelingen tegelijk maar de voedselvoorziening was verzekerd.
De zoogdieren ontwikkelden zich verder en weldra brachten de placentale zoogdieren (zoogdieren die een moederkoek ontwikkelden in de baarmoeder) de jongen geheel ter wereld. Dit gebeurde vooral op het vaste land, waarover ze zich uitspreiden. Alvlug werden de buideldieren verdrongen, die ook hun ontwikkeling voortzetten en overleefden in Australië.
De zoogdieren waren perfect aangepast aan de temperatuursschommelingen: * ze waren warmbloedig * ze hadden scherpe gehoor- en reukzintuigen * ze hadden een harige vacht om zich te beschermen * ze waren levendbarend Al deze feiten zorgden voor een snelle ontwikkeling van de zoogdieren in een minimum aan tijd.