Faculteit Betawetenschappen Departement Natuur- en Sterrenkunde Instituut SubAtomaire Physica (SAP) Centrum Natuurkunde-Didactiek (CND) Cluster Utrecht.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
“Energie uit het heelal”
Advertisements

Muon levensduur meting
ALICE en het Quark Gluon Plasma
§3.7 Krachten in het dagelijks leven
Rekenen met procenten Rekenen met procenten.
De LHC: Reis naar het Allerkleinste… Niels Tuning (Nikhef)
De Zon van binnen Paul Groot Afdeling Sterrenkunde, IMAPP
Het Meten van “Subatomaire Deeltjes”
Grote getallen Getallen groter dan vier cijfers schrijf je meestal in groepjes van drie. Je schrijft niet maar Dit spreek je.
Duurzaamheid en kosten
Detectie kosmische showers Frequentie showers: “Second knee”: ~ 1/m 2 /jaar “Ankle”: ~ 1/km 2 /jaar (van Nagano en Watson, Rev. Mod. Phys. 72, 689 (2000)).
NAHSA Achtergronden en details. Overzicht •Achtergrond (fysica) •Detector •Projecten.
Afstanden in het heelal
Natuurlijke Werkloosheid en de Phillipscurve
het heelal en waar komt de kosmische straling vandaan?
Massa, Kracht en gewicht.
J.W. van Holten Metius, Structuur en evolutie van de kosmos.
“De maat der dingen”.
Impulsmoment College Nat 1A,
Faculteit Betawetenschappen Departement Natuur- en Sterrenkunde Instituut SubAtomaire Physica (SAP) Centrum Natuurkunde-Didactiek (CND) Cluster Utrecht.
Elke 7 seconden een nieuw getal
Samenvatting Wet van Coulomb Elektrisch veld Wet van Gauss.
Deze les wordt verzorgd door de Kansrekening en statistiekgroep Faculteit W&I TU/e.
Kosmische Stralen Detectie NAHSA. Overzicht Wat is kosmische straling? Waarom willen we dit meten? Waar ontstaat kosmische straling ? Wat kan je op aarde.
Nijmegen Area High School Array
2. De Drie-Kelvinstraling De inertie van de wetenschap Waarnemingen Planckse straling in uitdijend heelal Een hete oerknal Recombinatie Nucleosynthese.
NAHSA Nijmegen Area High School Array. Inleiding Wat willen we meten Hoe willen we dit doen Wat is de rol van universiteit en scholen in dit project Wat.
Kosmische Stralen onderzoek met middelbare scholen
Neutronenstraling Hans Beijers, KVI-Groningen
Het Scholierenproject “Kosmische Straling”:
Alles uit (bijna) Niets
Kosmische straling Hisparc Project
Wie het kleine niet eert ... (quarks, leptonen,….)
Deeltjes en straling uit de ruimte
Fundamenteel onderzoek:  Nieuwe deeltjes & massa (Atlas)  Materie  antimaterie (LHCb)  Quark-gluon plasma (Alice) LHCLHC Europa Amerika Azië UvA 
H.J. Bulten NIKHEF/VU 29 okt Detectie van Airshowers Eigenschappen van air showers Experimentele opstelling Impressie van een kosmische shower boven.
Hisparc data aquisitie
21 oktober Inhoudsopgave Waar is alles uit opgebouwd? Hoe testen we deze theoriën? Het LHCb experiment Wat heb ik gedaan? Wat zijn mijn conclusies?
Verval van het Z-boson Presentatie: Els Koffeman
Annihilatie van donkere materie in het zwaartekrachtsveld
Elektriciteit 1 Les 4 Visualisatie van elektrische velden
Les 6 Elektrische potentiaal - vervolg
Elektriciteit 1 Basisteksten
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling HRM BUE Middenkader 2005 Een eerste verkenning van de resultaten.
Inkomen Begrippen + 6 t/m 10 Werkboek 6. 2 Begrippen Arbeidsverdeling Verdeling van het werk in een land.
2. De Drie-Kelvinstraling De inertie van de wetenschapDe inertie van de wetenschap WaarnemingenWaarnemingen Planckse straling in uitdijend heelalPlanckse.
Spectrum We gaan kijken naar het spectrum van de straling uit de ruimte. HiSPARC CROP.
Meetonzekerheden In de natuurkunde moet je vaak een grootheid meten
HISPARC HISPARC: Onderzoek van kosmische straling in een samenwerking tussen universiteiten en middelbare scholen Wetenschap Techniek Educatie Outreach.
HISPARC NAHSA Interactie van geladen deeltjes met stoffen Inleiding Leegte GROOT en klein.
De aarde De zon in de rug De maan staat op de achtergrond: het is dus volle maan.
Wat zijn Kosmische Stralen?
Bereken een massapercentage
primaire & secundaire kosmische straling
Creativiteit in de kosmos: onze ultieme schatkamer
Radioactiviteit ©Betales
Massa en het Higgs boson
Scholierenproject “Kosmische Straling”
Frank Linde FOM & UvA Maagdenhuis 11 september 2006.
Het Scholierenproject “Kosmische Straling”: Een speurtocht naar bijzondere signalen uit het heelal Johan Messchendorp, KVI 2003.
Hoge Energie Fysica Introductie in de experimentele hoge energie fysica Stan Bentvelsen NIKHEF Kruislaan SJ Amsterdam Kamer H250 – tel
Elementaire deeltjes fysica
Het HiSPARC project Het HiSPARC project meet kosmische straling en is een samenwerkingsproject van een groot aantal scholen en diverse Universiteiten.
Straling van Sterren Hoofdstuk 3 Stevin deel 3.
Kosmische Stralen ? Brent Huisman en Thomas van Dijk.
Detectietechnieken geladen kosmische straling Door Yannick Fritschy en Andries van der Leden.
Relativiteitstheorie
Elektrische velden vwo: hoofdstuk 12 (deel 3).
Newtoniaanse Kosmologie College 8: deeltjesfysica en het vroege heelal
Transcript van de presentatie:

Faculteit Betawetenschappen Departement Natuur- en Sterrenkunde Instituut SubAtomaire Physica (SAP) Centrum Natuurkunde-Didactiek (CND) Cluster Utrecht HiSPARC High-School Project on Astrophysics Research with Cosmics Koos Kortland Gert-Jan Nooren Universiteit Utrecht

Uitwerking Kosmische straling Bronnen en detectie Ontdekking Interactie met aardatmosfeer Detectie

1.1 Sterevolutie Hoe ontstaan supernova’s, zwarte gaten en quasars?

1.1 Sterevolutie 1 Spectraalanalyse > oppervlaktetemperatuur Lichtkracht- en afstandmeting > absolute lichtkracht

1.1 Sterevolutie 2 Waterstof-, helium- en koolstoffusie… > explosie en implosie

1.2 Onderzoek Hoe is in het begin van de vorige eeuw het bestaan van kosmische straling ontdekt?

1.2 Onderzoek 2 Aardoppervlak Kosmos Metingen ’s nachts of tijdens zonsverduistering

1.2 Onderzoek 3 Structuur aardmagnetisch veld – vergelijk Noorderlicht

1.3 Bronnen Waar liggen de bronnen van hoogenergetische kosmische straling?

1.3 Bronnen 1 1 pc = AE = 3,086·10 13 km = 3,26 lichtjaar Diameter Melkwegstelsel: 0,03 Mpc Afstand Andromedastelsel: 0,8 Mpc

2.1 Elementaire deeltjes Hoe ontstaan pionen en muonen bij de inslag van een primair kosmisch deeltje?

2.1 Elementaire deeltjes 1 F e = 9·10 9 ·q 1 ·q 2 /r 2 en F g = 6,7·10 –11 ·m 1 ·m 2 /r 2 F e = 9·10 9 ·(1,6·10 –19 ) 2 /r 2 = 2,3·10 –28 /r 2 F g = 6,7·10 –11 ·(9,1·10 –31 ) 2 /r 2 = 5,5·10 –71 /r 2 F e ≈ ·F g

2.1 Elementaire deeltjes 3 Creatie uū- en dđ-paar = ongeladen pion (π 0 ): uud + uud > uud + uud + uū + dđ Creatie dđ-paar. Hergroepering quarks in een proton (p + : uud) en dđ-paar levert neutron (n 0 : udd) en positief pion (π + : uđ): uud + uud > uud + uud + dđ > uud + udd + uđ

2.2 Muon-verval Hoe ver komt een muon met een levensduur van slechts 2,2·10 –6 s in de richting van het aard- oppervlak?

2.2 Muon-verval 1 E k = ½·m·v 2 > v =  (2·E k /m μ ) = 1,3·10 9 m/s met m μ = 207·m e v > c : niet mogelijk

2.2 Muon-verval 2 m 0,μ = 105,6 MeV/c 2 = 1,88·10 –28 kg > m 0,μ /m e = 207

2.2 Muon-verval 3 E 0 = m 0 ·c 2 = 105,6 MeV > E 0 /E = 0,1 E = m ·c 2 en m = m 0 /(  (1 – v 2 /c 2 )) > v = c ·  (1 – E 0 2 /E 2 ) v = c ·  (1 – 0,1 2 ) = 0,995·c = 2,985·10 8 m/s s = v ·t = 0,7 km met t = 2,2·10 –6 s

2.2 Muon-verval 4 E = 10 · E 0 > v 2 /c 2 = 1 – E 0 2 /E 2 = 0,99 t = t 0 /(  (1 – v 2 /c 2 )) = t 0 /0,1 = 2,2 · 10 –5 s > t = 10 · t 0 s = v · t = 7 km

2.2 Muon-verval 5 E 2x zo groot > v  c > v blijft even groot E 2x zo groot > t 2x zo groot > s 2x zo groot (dus: s = 14 km)

2.3 Airshowers Welke soorten airshowers zijn er, wat zijn hun eigenschappen en hoe is daaruit de richting en de energie van een primair kosmisch deeltje te bepalen?

2.3 Airshowers 1 F L = B·q ·v = F c = m ·v 2 /r > B·q ·r = m ·v = p v  c (zie 2.2 Muon-verval) > p = m ·c = E/c (want: E = m ·c 2 ) = 1 GeV/c |q| = e > r = p/(B ·e) = 7·10 4 m Showerhoogte 10 km, baanstraal 70 km > baankromming verwaarloosbaar. Bovendien: E groter > p groter > r groter.

2.3 Airshowers 2 Verticaal showerprofiel (figuur 7): eerst toename N e door productie bij interacties, dan (als productie gestopt is vanwege afgenomen deeltjes- energie) afname N e door verstrooiing in atmosfeer. Horizontaal showerprofiel (figuur 8): N groot bij showerkern door impulsbehoud, afname N bij toename r door verstrooiing. N μ bij showerkern voor h-showers (p en Fe) 10x groter dan voor em-showers (γ), bij ruwweg dezelfde N e en N γ (grootte-orde 10 resp 1). Onderscheid op grond van gemeten verhouding tussen N μ enerzijds en N e en/of N γ anderzijds.

2.3 Airshowers 3 Energie primair deeltje: sommeren van het product van de energie per deeltje en het aantal deeltjes voor de drie verschillende soorten deeltjes (muonen, elektronen en fotonen). Inslagrichting primair deeltje: verschil in aankomsttijd van shower op de verschillende detectiestations.

2.3 Airshowers 4 HiSPARC-detectiestations meten alleen muonen, en kunnen dus geen onderscheid maken tussen h- en em-showers. Er wordt gewerkt met een door ander onderzoek onderbouwde aanname dat een gedetecteerde shower hadronisch van aard is.

2.3 Airshowers 5 HiSPARC-detectiestations meten alleen de muonendichtheid en niet de energie van de gedetecteerde muonen. De energie van het primaire deeltje moet worden geschat op grond van de overeenkomst tussen de resultaten van deze metingen en simulaties. HiSPARC-detectiestations meten wel de aankomsttijd van de shower, zodat het in vraag 3 gegeven antwoord over het schatten van de inslagrichting van het primaire deeltje juist is.

3.1 Detector Hoe werkt een scintillatiedetector?

3.1 Detector 1 k = 2 MeV/(g/cm 2 ) bij E = 1 GeV ΔE = k· ρ· l = 4 MeV

3.1 Detector 2 N f = 4·10 6 /100 = 4·10 4 (fotonen)

3.1 Detector 3 n = 1,58 > i g = 40° 2-dimensionaal: i ca. 50% verlies. 3-dimensionaal: weglengte langer, absorptie- kans groter. Afwijkende geometrie lichtgeleider: minder totale reflectie. N f,K = 0,01·N f = 4·10 2 (fotonen)

3.1 Detector 4 N e,K = ε ·N f,K = 1,1·10 2 (elektronen) N e,A = G ·N e,K = 3,4·10 8 (elektronen)

3.1 Detector 5 Δt  10 ns (pulslengte – zie opmerking in bijschrift bij figuur 2) I = ΔQ/Δt = N e,A ·e/Δt = 5,4·10 –3 A (5,4 mA) U = I ·R = 0,27 V (270 mV) Grootte-orde vergelijkbaar. Belangrijkste onzekerheden: percentage van de geproduceerde fotonen dat PMT bereikt (opdracht 3), voedings- spanningsafhankelijke waarde van versterkings- factor G van PMT (opdracht 4).

3.1 Detector 6 Pulshoogtehistogram: vergelijkbaar met Landau-verdeling.

3.1 Detector 7 Pulshoogtehistogrammen ten opzichte van elkaar enigszins horizontaal verschoven.

3.1 Detector 8 Muonenteller (zie 3.3 Detector testen).

3.2 Detector bouwen Hoe bouwen we een scintillatiedetector?

3.3 Detector testen Hoe testen we een gebouwde scintillatiedetector: hoe bepalen we de juiste instelling en hoe meten we de efficiëntie van zo’n detector?

3.3 Detector testen 1 Top Landau-verdeling: 60 à 70 mV Ruis? Ander soort deeltje?

3.3 Detector testen 2 U PMT hoger > uitrekking spectrum langs horizontale as. Meettijd langer > uitrekking spectrum langs verticale as.

3.3 Detector testen 5 ε = N m /N μ = 0,95 – 0,98 (plaats 7 resp. 4)

3.3 Detector testen 6 Δε = ΔN m /N μ   (1000)/1000 = 0,03 > geen plaatsafhankelijkheid

3.3 Detector testen 7 Relatieve onzekerheid: ΔN/N =  N/N = 1/  N. Meettijd langer > N groter 1/  N kleiner.

3.3 Detector testen 8 ε = N m /N μ = 6834/7089 = 0,964 Δε /ε = ΔN m /N m = 1/  6834 = 0,0121 Δε = 0,013 > ε = 0,96 ± 0,013

3.4 Detectiestation Hoe werkt een detectiestation?

3.4 Detectiestation 1 f BnaA = f AnaB = f A ·f B ·Δt f t = 2·f A ·f B ·Δt f t = 2·f A ·f B ·Δt  2·10 2 ·10 2 ·10 –6 = 2·10 –2 Hz

3.4 Detectiestation 2 f e = f m – f t  N m = 580 h –1 > f m = 0,161 Hz  N A = 5702 min –1 en N B = 5339 min –1 > f A = 95 Hz en f B = 89 Hz > f t = 2·f A ·f B ·Δt = 2·95·89·10 –6 = 0,017 Hz  f e = f m – f t = 0,161 – 0,017 = 0,144 Hz

3.4 Detectiestation 3 Δf m /f m = ΔN m /N m = 1/  N m = 1/  580 = 0,0415 > f m = 0,161 ± 0,007 Hz Δf t /f t =  ((ΔN A /N A ) 2 + (ΔN B /N B ) 2 ) =  ((1/  5702) 2 + (1/  5339) 2 ) = 0,019 > f t = 0,017 ± 0,0003 Hz Δf e =  ((Δf m ) 2 + (Δf t ) 2 ) =  (0,007) 2 + (0,0003) 2 ) = 0,007 > f e = 0,144 ± 0,007 Hz

3.5 Detectiestation installeren Hoe bouwen en installeren we een detectiestation met twee scintillatiedetectors en apparatuur voor signaalregistratie en -verwerking?

3.6 Detectienetwerk Hoe ziet een gewenst netwerk van detectiestations er uit, gegeven de lokale situatie?

3.7 Richting primair kosmisch deeltje Hoe bepalen we de inslagrichting van het primair kosmisch deeltje uit de data bij een coïncidentie tussen tenminste drie detectiestations?

3.7 Richting primair kosmisch deeltje 1 Impulsbehoud > showerkern in verlengde van baan primair deeltje. Geometrie van de airshower (bron op 40 tot 10 km hoogte, showerdiameter met grootte-orde 1 km bij aardoppervlak) > showerfront en aardoppervlak als plat vlak en hoogteverschillen detectiestations verwaarloosbaar klein.

3.7 Richting primair kosmisch deeltje 5 Aangepast coördinatenstelsel: Detectiestationx (m)y (m)t (μs) A 0 00 B – ,29 C –300 –5000,42 Azimut-hoek: m = –2,05 > ξ = 116° > φ = 26° Zenit-hoek: v = 1,164·10 9 m/s > θ = 15°

3.7 Richting primair kosmisch deeltje 6 GPS-data: aankomsttijden shower bij detectiestations B en C 0,1 resp. 1,2 μs Azimut-hoek: m = 0,819 > ξ = 219° > φ = 129° Zenit-hoek: v = 6,318·10 8 m/s > θ = 28°

3.8 Energie primair kosmisch deeltje Hoe maken we een schatting van de energie van het primair kosmisch deeltje uit de data bij een coïncidentie tussen tenminste drie detectiestations?

3.8 Energie primair kosmisch deeltje 1 Afstand r tot showerkern groter > deeltjes- dichtheid S kleiner. Constante k in formule [1] groter, waardoor deeltjesdichtheid S groter bij alle waarden van r.

3.8 Energie primair kosmisch deeltje 2 Zenit-hoek θ = 15° > η = 3,91 S (r 0 ) = 100 met α = 1,2 en η =3,91 > k = 667 Met rekenblad_1 eerste schatting P (–150,–250) bij aangepaste k (2000) Met rekenblad_2 beste schatting P (–205,–225) bij aangepaste k (2250). Berekende deeltjes- dichtheid in A, B en C resp. 10,2, 7,3 en 11,9 (gemeten: 10, 7 en 12) Met k = 2250 in formule [1] toegepast in formule [2]: E = 2,2·10 17 eV. Ondergrens

3.8 Energie primair kosmisch deeltje 3 Procedure: zie opdracht 2.

3.8 Energie primair kosmisch deeltje 4 Schatting ondergrens energie: η in formule [1] nodig, en dus zenit-hoek θ > minstens twee detectiestations. Aanname: showerkern op verbindingslijn stations.

3.8 Energie primair kosmisch deeltje 5 Zenit-hoek θ = 28° > η = 3,73 S (r 0 ) = 100 met α = 1,2 en η =3,73 > k = 577 Met rekenblad_1 eerste schatting P (400,–275) bij aangepaste k (2000) Met rekenblad_2 beste schatting P (400,–275) bij aangepaste k (2350). Berekende deeltjes- dichtheid in A, B en C resp. 3,1, 2,0 en 3,0 (gemeten: 3, 2 en 3) Met k = 2350 in formule [1] toegepast in formule [2]: E = 3,2·10 17 eV