Verbos/werkwoorden
Hoy (vandaag) Verbos: -ar, -ir en -er Practicar los verbos Leer y reconocer los verbos Los deberes (huiswerk, pagina 22 t/m 28) 17 februari (toets over geleerde) Horom 3 herhaling getallen en tijdsaanduiding (pagina 130-131) tekstboek.
-ar Ik trabajo Jij trabajas Hij/zij/het/u trabaja Wij trabajamos Jullie trabajáis Zij /u meervoud trabajan
Voorbeelden werkwoorden op -ar Estudiar: studeren Escuchar: luisteren Trabajar: werken Hablar: spreken Cantar: zingen Oefening woorden op –ar (werkblad)
-ir Ik vivo Jij vives Hij/zij/het/u vive Wij vivimos Jullie vivís Zij/u meervoud viven
Voorbeelden werkwoorden op -ir Abrir: openen Prohibir: verbieden Escribir: schrijven Decidir: beslissen Recibir: ontvangen Oefening werkwoorden op –ir (werkblad)
-er Ik como Jij comes Hij/zij/het/u come Wij comemos Jullie comeís Zij /u meervoud comen
Voorbeelden werkwoorden op -er Aprender (leren) Vender (kopen) Oefening werkwoorden werkblad
Overzicht uitgangen UITGANGEN -ar(trabajar) -ir(vivir) -er (comer) Ik -o -o -o Jij -as -es -es hij -a -e -e Wij -amos -imos -emos Zij -áis -ís -éis Jullie -an -en -en
oefening vervoegingen
Onregelmatige werkwoorden ser en tener Zie pagina 28 (samenvatting unidad 2 ) onderaan voor vervoegingen.
Tener (hebben) Ser (zijn) Tener Ser Tengo Soy Tienes Eres Tiene Es Tenemos Somos Tenéis Sois Tienen Son