Fysiologie Hoorcollege blok 1.3

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Welke functies zijn in het menselijk lichaam van direct levensbelang?
Advertisements

Uitwisseling van stoffen
Bloedsomloop Rode kleur: met veel zuurstof = zuurstofrijk
De Longen. De Longen Motorongeluk Een jongeman werd tijdens een verkeersongeval ernstig gewond aan zijn borst Effectieve ventilatie was daardoor niet.
Gaswisseling & Zuurstoftransport.
Anesthesie bij zwangeren
Beste PEEP bepaling met behulp van de NICO
Functie en bouw van de luchtwegen
Diffusie, osmose en plasmolyse.
Het menselijk lichaam op hoogte
Verdampen.
Thema 1 Stofwisseling Basisstof 4 K4
Verschillen tussen in- en uitgeademde lucht
Bloedvaten en Bloeddruk
Regulatie van Cardiac Output
Bloedsomloop.
Stoffentransport tussen cellen en hun omgeving
5 VWO Hst 8 – zuren en basen.
Trainingsleer Eelbode Elke.
14.5 Gaswisseling & Zuurstoftransport.
Transport Bs 1&2 Bloed en bloedsomloop. Transport van stoffen Klein afstanden: van cel tot cel –DIFFUSIE Bloedsomloop (mens) –Dubbele bloedsomloop Grote.
Transport Bloed en bloedsomloop Informatie en animaties over het bloed.
Gaswisseling en ademhaling
Uitscheiding 6A.
Samenvatting H3 Gaswisseling
Passief en actief transport
Functie en bouw van de luchtwegen
Capnografie op de verkoever
Gaswisseling & Bloedgasanalyse
STOFFEN – HET MOLECUULMODEL
Maatwerk anesthesie bij slokdarm chirurgie
Trias: ventilatie- difussie – circulatie
Herhaling belangrijke punten EHBO
Waarnemen en bijstellen
Bloedvatenstelsel 5Havo.
Thema 2 Cellen § 2.4 Opname en afgifte van stoffen tussen cellen en het uit- of inwendig milieu.
Vocht huishouding.
Bloedsomloop.
14 Je levensstroom 14.1 Continu transport Bloedvaten systeem, het hart
Gaswisseling en uitscheiding
TRANSPORT Thema 5.
Bouwstenen van het leven
Temperatuurregeling bij de mens
Thema cellen Processen
Shock en vloeistoftherapie.
Ademhalingsstelsel Uitwisseling O2 en CO2
3.1 Gaswisseling & Zuurstoftransport.
Hoofdstuk 4 Transport in cellen
§8.4 Bloed stroomt Bladzijde 49.
5 Transport ©JasperOut.nl.
Gaswisseling & Uitscheiding
Thema 6 Regeling en waarneming Zintuigen
COPD en zuurstof Longpunt 16 september 2016 Jeanine Antons, longarts.
De Bloedsomloop Bram Janssens.
Psychofysiologische Methoden (deel 3)
Week 2 Samenstelling bloed Bloedsomloop Inspanning.
Luchtwegen en longen Uitwendig milieu. Zorgt voor zuivering, verwarming, bevochtiging en keuren van lucht.
Welke functies zijn in het menselijk lichaam van direct levensbelang?
Vrijduiken Zwembad black-out Syncopale afspraak op 7 meter
Uitwisseling van stoffen
Stoffen transport tussen cellen en hun omgeving.
Herhaling belangrijke punten EHBO
Vrijduiken Zwembad black-out Syncopale afspraak op 7 meter
Les 1 Luchtwegen deel 1 Neusholte Mondholte Keelholte = farynx
Bloedsomloop.
Zorg voor de ademhaling:
Herhalingspowerpoint bs 5-8
Transcript van de presentatie:

Fysiologie Hoorcollege blok 1.3 Longen en Luchtwegen 2

Dode ruimte Anatomisch dode ruimte = dat deel van het ventilatiestelsel, waar geen diffusie mogelijk is: luchtwegen. Meestal rond 150 ml. Fysiologisch dode ruimte = anatomisch dode ruimte + het deel van de alveoli, dat niet wordt doorbloed (meestal verwaarloosbaar)

Alveolaire ventilatiesnelheid Stel: AMV = 6000 ml/ minuut Ademfrequentie = 12 / minuut Anatomisch dode ruimte = 150 ml (trachea en bronchii) Dan is het teugvolume: 6000 / 12 = 500 ml Hiervan is 150 ml dode ruimte en dus 350 ml alveolair. De alveolaire ventilatiesnelheid is dus: 350 x 12 = 4200 ml / minuut

Ventilatie / perfusieverhouding Alveolaire ventilatie (V) = 4200 ml /minuut Hartminuutvolume (Q) = 5000 ml / minuut -> V/Q = 4200 / 5000 = 0,84

Vraag Wat gebeurt met de V/Q bij een snelle oppervlakkige ademhaling (met gelijkblijvende ademminuutvolume)?

AMV=6000 ml/minuut ademfrequentie = 20 / minuut dus het teugvolume = 300 ml / teug dan is de alveolaire ventilatie 300 – 150 = 150 ml per teug dus de alveolaire ventilatie wordt dan 20 x 150 = 3000 ml/minuut (in vergelijking met 4200 ml uit de vorige dia)

Verschil V/Q bij zitten/staan en liggen. Bij een liggend persoon is de V/Q gelijkmatig verdeeld over de longen. Bij zitten/staan: - worden de longtoppen slechter doorbloed. De MAP in de longen is 18 mm Hg (= 25 cm water) - worden de longtoppen slechter geventileerd (alveoli staan constant open omdat het pleuravocht naar de basis zakt) Het eerst effect is sterker dan het tweede Gevolg: bij zitten en staan is de V/Q in de longtoppen 3,0 en in de basis 0,6 De longtoppen zijn dus overgeventileerd, de longbasis is overgeperfundeerd.

Dode ruimte ventilatie Ventilatie van die delen van de alveoli, die niet worden doorbloed (fysiologisch dode ruimte) Dit komt bij gezonde personen (net) niet voor (waarom niet?) Bij dalingen van de bloeddruk, bv. door sterk bloedverlies of hartfalen, bij longembolieën wel Hoe verandert de V/Q bij dode ruimteventilatie?

Shunting Van shunting is sprake als delen van de longen niet worden geventileerd. Dit bloed stroomt dus onveranderd naar het linkeratrium. In de linkerharthelft wordt in dat geval zuurstofarm en zuurstofrijk bloed vermengd. Fysiologische shunt (ongeveer 3%) ontstaat door bijmenging in het linkeratrium van het veneuze bloed uit o.a. een deel van de hartspier

Diffusie Diffusie: de beweging van moleculen van een stof van een plaats met een hoge concentratie naar een plaats met een lage concentratie.

Diffusiesnelheid Waarin: D = diffusiesnelheid δc = concentratieverschil O = diffusie-oppervlak a = diffusie-afstand

Diffusie van zuurstof

Diffusie van CO2

Normale arteriële bloedgaswaarden Deze zijn altijd (dus onafhankelijk van de omstandigheden): pO2 = 104 mm Hg in longcapillairen, 100 mm Hg in arteriën door shunting pCO2 = 40 mm Hg pH = 7,4

Zuurstoftransport Uitsluitend aan het Fe2+ in hemoglobine Eén hemoglobinemolecuul bevat 4 heemgroepen en kan dus 4 zuurstofmoleculen vervoeren Met de saturatie wordt bedoeld: het bindingspercentage van zuurstof aan Hb. 100% betekent dus 4 zuurstof per Hb. In de longen is het bloed voor 100% gesatureerd. In de grote arteriën voor 97-98% door bijmenging van veneus bloed in het hart (“shunting”).

Zuurstoftransport: De zuurstofsaturatiecurve

Effect pH en pCO2 in de bovenste figuur moeten de inscripties hoge pCO2 en lage pCO2 worden omgedraaid!

Effect temperatuur

Verschil foetaal en maternaal hemoglobine.

Transport van CO2 7 % vrij opgelost in het bloed 23% gebonden aan het eiwit van Hb. Dus niet aan het heemijzer. 70% als bicarbonaat

De koolzuur anhydrase reactie: CO2 + H2O H2CO3 H+ + HCO3- De eerste stap is relatief traag en vereist het enzym koolzuuranhydrase. Omdat dit enzym in erytrocyten en in de niertubuli aanwezig is wordt het buffersysteem zowel door de longen als door de nieren (nieuwvorming van bicarbonaat) gereguleerd. KA

Regulatie van de ademhaling Ademhalingscentrum in de medulla oblongata (in de hersenstam) Input: - centrale chemosensoren in de hersenstam reageren op stijging arteriële pCO2 en/of daling pH - perifere chemosensoren reageren (sneller, maar minder gevoelig) op stijging arteriële pCO2 en/of daling pH en op een extreme daling van de pO2 - normaal wordt de ademhaling dus geregeld door de centrale chemosensoren. Inspanning doet de arteriële pCO2 stijgen en de pH dalen, waardoor het ademminuutvolume toeneemt. - alleen in bijzondere omstandigheden (verblijf op grote hoogte, ernstig longlijden) wordt de ademhaling gestuurd door een daling van de pO2 (“hypoxic drive”). Vraag: hoe verandert de arteriële pCO2 op de Mont Blanc?

Output ademhalingscentrum Normaal is alleen de inademing actief Vanuit het ademhalingscentrum gaan daarom prikkels naar: - de m.m. intercostales externi op Th1 t/m Th12 - het diafragma (n.phrenicus). Deze zenuw verlaat het ruggenmerg op C3 t/m C6 Vraag: kan een patiënt met een dwarslaesie op C7 nog zelfstandig ademhalen? En met een dwarslaesie op C1? Bij geforceerd ademhalen (persen, blazen) is ook het uitademcentrum actief. Dan worden ook de m.m. intercostales interni en de buikwandspieren aangestuurd.

Bij zwangeren: reageert het ademhalingscentrum eerder bij een stijging van de pCO2 het gevolg is, dat er sprake is van overventilatie door toename van het teugvolume. De ademfrequentie blijft gelijk. hierdoor is de pCO2 is lager dan buiten de zwangerschap en is de pH hoger dit geeft een gevoel van benauwdheid (“dyspneu”, een subjectief begrip).