Machtige heren, halfvrije boeren

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Feodalisme en het hofstelsel
Advertisements

Afbeelding: Vorstendom (Rijnland-Palts)
Samenleving en cultuur
Beelden storm.
Wie is rijk ? & wie is arm ?.
Hofstelsel en leenstelsel
Paragraaf 1.3 Jagers worden boeren.
Hoofdstuk 4 De middeleeuwen 1
Tijdvak: Steden en Staten
Hoofdstuk 4 De middeleeuwen 1
Klik telkens met de linkermuisknop om verder te gaan.
De steenhouwer Bewerkt door Toon, Brent en Arto Niveau 6.
Burgers regelen het zelf
De samenleving in de Vroege Middeleeuwen
Paragraaf 1: Frankrijk in de 18e eeuw
De Bataafse Revolutie Paragraaf 2.5.
Paragraaf 3 Honger en ellende.
Middeleeuwen: Monniken en Ridders
Romeinse Rijk: -goed bestuur -sterk leger Landbouwstedelijke
Het Romeinse Rijk was een agrarisch-urbane samenleving
Kenmerk 11 De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd.
Hoge en lage edelen Het merendeel der adel bestond uit lage adel
Kenmerk 11 De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd.
Paragraaf 3.2 Deze les: Boeren in de Vroege Middeleeuwen
Hofstelsel en horigheid
Paragraaf 2.3 Aan de oevers van de Nijl
Hoofdstuk 2.
Europa wordt christelijk
Paragraaf 5.3 De macht van vorsten.
De Romeinse samenleving
De opkomst van de middeleeuwse stad
Machtige heren, halfvrije boeren
Tijd van jagers en boeren
Hoe was het ook alweer? Oorzaak en gevolg
Middeleeuwen De antwoorden in deze powerpoint komen van (naam en klas invullen a.u.b.)
Hoofdstuk 3: De Middeleeuwse standensamenleving
Hoofdstuk 3 De Romeinen.
Wat moet je weten aan het eind van de les?
Paragraaf 2.3 Amerika vóór Columbus.
Hoofdstuk 3.
DE VROEGE MIDDELEEUWEN
Paragraaf 1.3 Geen vaste woonplaats.
Paragraaf 1.4 Leven van de landbouw.
De late middeleeuwen, 900 – 1600.
Paragraaf 1.2 De eerste mensen.
Een Christelijke samenleving
Paragraaf 1 De welvaart neemt toe.
Paragraaf 2 Er komen weer steden.
Tijd van steden en staten
Paragraaf 2, leven op een domein
Reda, Maïssa, Maël, Kelly, Adam. Iemand die in armoede leeft, zuiverheid en gehoorzaamheid belooft aan God. Wonen samen in een abdij of klooster Dagindeling.
Ka11. het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
Tijd van Monniken en Ridders
H3.1 Hofstelsel en Horigheid
4.1 de Pruikentijd.
Leven op een domein KA 10 hofstelsel.
Monniken en ridders 5.3 Machtige heren, halfvrije boeren
Hoofdstuk 3 Paragraaf 2 ‘Hofstelsel en horigheid’
Hoofdstuk 3 De tijd van monniken en ridders
Paragraaf 4.4 Het ontstaan van machtige staten
Romeinse Rijk: -goed bestuur -sterk leger Landbouwstedelijke
Monniken en ridders 5.3 Machtige heren, halfvrije boeren
De vroege middeleeuwen
Monniken en ridders 5.2 De kerstening van Europa
Thema 1 Geschiedenis als theater
Cursus 2.3 Het Leven van de Eerste Boeren Klas 1 BK Lesweek 4
Rampen in de Middeleeuwen
Cursus 5.2 : Monniken en Ridders 1 KB Lesweek 1
§2.2 Werken en leven in het Romeinse rijk
Kenmerk 11 De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd.
Transcript van de presentatie:

Machtige heren, halfvrije boeren Paragraaf 4.3 Machtige heren, halfvrije boeren

Bodo en Ermentrude Hoe leefden mensen vroeger in de middeleeuwen? Veel mensen waren toen boer. Zo’n boer moest veel op het land werken. En ook moest hij werken op het land van het klooster. De boer moest ploegen, en voor de dieren zorgen.

De boerin moest voor het klooster kleding spinnen en weven. En voor haar eigen gezin moest ze ook weven en koken. Een voorbeeld hiervan zijn Bodo en Ermentrude uit het tekstboek.

Veel mensen leefden op deze manier. Vaak was het land niet hun eigen bezit. Het land was vaak van de rijke heer of klooster. De boeren waren dan geen slaven, maar echt vrij waren ze ook niet.

Ze woonde op het terrein van de heer: domein. Ze mogen het domein niet zomaar verlaten. De boeren heten dan horigen.

Wonen op een domein In de landbouwsamenleving leeft bijna iedereen als horige boer. Het was niet veilig en dus zochten veel boeren bescherming bij een rijke heer of een klooster. In ruil daarvoor staan ze hun vrijheid af. Zo is de horigheid ontstaan.

Een domein bestond vaak uit 2 delen: 1. akkers en moestuinen voor de heer of klooster. 2. akkers + boerderijen van de horigen die er woonden.

Midden op het domein stond de hof. Daar woonde dan de heer. Vaak had een heer meerdere domeinen. Dan had hij daar een plaatsvervanger wonen, een rentmeester. Die was dan de baas van de horigen.

Rondom het domein lagen weiden en bossen. Daar mochten de dieren van de horigen rondlopen bv in ruil voor en stapel hout. De horige moest dus wel voor alles betalen.

Werken voor de heer De horigen produceerden hun eigen voedsel. Een deel moesten ze afstaan als belasting. Ze werken ook op de akkers van de heer. En ze moeten klusjes doen voor de heer. Bv hek repareren, boom kappen, kleding spinnen en wezen, enz. Dit zijn herendiensten.

Al die herendiensten kostte veel tijd in de week. Dit systeem van horigen, heren, herendiensten op een domein noemen we het hofstelsel.

Weinig handel Horigen kwamen eigenlijk nooit van het domein af. Alles wat ze nodig hadden was aanwezig op het domein: brood bakken, kleding maken, er was een kerkje, een molen, een brouwerij en een vijver om in te vissen. Ze zorgen dus zelf voor alles dat ze nodig hebben: zelfvoorzienend.

Er was dus weinig handel op het platteland. Geld werd niet meer gebruikt en steden verdwenen compleet. In Nederland was alleen Dorestad nog een stad met handel.

Daar kwamen kooplieden uit Duitsland, Frankrijk, Scandinavië. Ze namen wijn, zout en aardewerk mee. Ook handelaren uit Afrika namen ivoor en edelstenen mee.

Drie groepen Er waren in de middeleeuwen 3 groepen mensen: Boeren Edelen De geestelijken Dit zijn de drie standen.

Edelen en geestelijken mochten meer dingen dan de boeren. Deze standen mochten meer en hadden dus meer privileges. Ze mochten rechtspreken, belasting heffen en herendiensten eisen. Zelf betaalden ze geen belasting. Ze mochten jagen, zelfs als ze dan over de akker van de boer moesten.

Iedereen had toen een vaste plaats in de samenleving. Een zoon of dochter van de edelen, trouwde altijd met iemand uit dezelfde stand. Ze konden wel ook een hoge functie in de kerk krijgen. Een zoon van een boer zal nooit edelman worden! Hij kon wel een eenvoudige monnik worden

Einde