Middeleeuwen: Monniken en Ridders Hoofdstuk 4 Middeleeuwen: Monniken en Ridders
Leenheren en leenmannen Paragraaf 4.1 Leenheren en leenmannen
Het rijk van Karel de Grote De middeleeuwen begonnen in het jaar 500. Deze periode duurt tot het jaar 1000. Nadat het West-Romeinse Rijk uit elkaar is gevallen is er constant oorlog in West-Europa. Germaanse koninkrijken vochten steeds met elkaar om de macht.
Rond 730 stond Karel Martel aan het hoofd van het Frankische Rijk van de Franken, in Frankrijk, België en Zuid-Nederland. Zijn kleinzoon neemt de macht over in 768, Karel de Grote. Hij zal het rijk verder uitbreiden.
Karel de Grote had veel ruzie met de Saksen in Duitsland. Na een opstand liet hij duizenden Saksen onthoofden. Hij veroverd Noord-Nederland, de rest van Duitsland, de Alpen, en een deel van Italië. Hij verslaat de Avaren in Hongarije en Kroatië.
Karel de Grote wordt een bekend leider in Europa. In 800 wordt hij door de paus in Rome zelfs tot keizer gekroond.
Rondreizend bestuur Karel wilde zijn rijk goed besturen, maar dat was moeilijk. In deze tijd van monniken en ridders was er weinig over van de Romeinse cultuur: Nog maar weinig mensen konden lezen of schrijven. Er werden dus boodschappers op pad gestuurd om bevelen door te geven in het rijk.
Hij had zelf een paleis in Aken, maar trok door zijn hele rijk rond. Over slechte, vervallen wegen trok hij van plek naar plek. Steden waren verdwenen, er was geen landbouw-stedelijke samenleving meer. Er was alleen nog landbouw, door alle oorlogen en plunderingen.
Het leenstelsel Karel vroeg de adel om hem te helpen met het besturen van zijn land. Edelen werden graaf of hertog en zij werden de baas van; Grotere hertogdommen En kleinere graafschappen. Zij moesten dat gebied besturen en er in rechtspreken.
In ruil daarvoor mochten ze belastingen ophalen in hun gebied. Ze mochten het gebied lenen van Karel. De edelman werd de leenman En Karel, als keizer, werd de leenheer. Dit noemen we het leenstelsel.
De leenmannen zweren de eed van trouw aan hun koning, Karel. Ook moet hij soldaten leveren als de koning een oorlog gaat voeren.
Een onveilige tijd Na de dood van Karel de Grote in 814 vergaten de leenmannen hun eed van trouw. Ze gingen het gebied zien als hun eigen terrein. Het werd doorgegeven aan zoons en ze benoemden achterleenmannen: Edelen die trouw zweren aan de leenman en weer een kleiner gebied zouden besturen.
Ook deze achterleenmannen zagen het gebied als van hun eigen: Het Frankische rijk versnipperde in stukjes. Koningen, graven, hertogen en achterleenmannen hadden vaak oorlog.
Zo was er veel onrust in Europa: Ook rovers en plunderingen van buiten Europa zoals de Vikingen. Om zichzelf te beschermen bouwden edelen kastelen. Meestal waren ze van hout, met een gracht erom heen.
Later werden dit stenen burchten met dikke muren.
Ridders en toernooien Vanaf de 8e eeuw, vochten de Franken niet meer alleen met soldaten, maar ook met ridders. Dit waren soldaten te paard. Ze hadden een schild en zwaard.
Ze beschermen hun lichaam met een maliënkolder. = Een harnas van duizenden ringetjes. Dit was duur, en kon een ridder dus niet zelf betalen. Hij werkte voor een heer. Zo’n heer kreeg een soort privé legertje.
Later in de middeleeuwen gingen de ridders toernooien houden voor publiek. Zangers die een verhaal vertellen ( = troubadours) vertelden over moed en trouw van de ridders. Een voorbeeld is Karel ende Elegast.
Einde