THEORIE LEESVAARDIGHEID IN BEELD
Volgens het communicatiemodel BOODSCHAP ONTVANGER ZENDER Wat de schrijver met zijn boodschap bij de lezer wil bereiken = het schrijfdoel DE LEZER DE SCHRIJVER
Schrijfdoelen Wij onderscheiden de volgende schrijfdoelen: - Amuseren (bij niet-zakelijke teksten) Je wilt met jouw tekst een lezer vermaken. Informeren Je wilt met jouw tekst een lezer meer informatie geven over een bepaald onderwerp, zodat de lezer wat leert over dit onderwerp. Opiniëren Je wilt met jouw tekst een lezer de kans geven zelf een mening te vormen over een bepaald onderwerp. Dit doe je door meningen van andere tegenover elkaar te zetten en de lezer verder te informeren over een bepaald onderwerp. Overtuigen Je wilt met jouw tekst een lezer overtuigen van het standpunt dat jij in jouw tekst inneemt en met argumenten ondersteunt. Activeren Je wilt met jouw tekst een lezer aanzetten tot handelen.
Meest voorkomende tekstsoorten Aan de hand van de verschillende schrijfdoelen onderscheiden we ook verschillende tekstsoorten. Hieronder de meest voorkomende tekstsoorten: Informerende tekst Opiniërende tekst Overtuigende tekst Instructie Een reeks aanwijzingen; legt uit hoe de lezer iets moet doen. Recensie Een tekst waarin een recensent zijn oordeel geeft en je informeert over een onderwerp, zodat de lezer zijn mening kan vormen. Betoog Een tekst waarin een schrijver een standpunt in neemt t.o.v. een onderwerp en dit standpunt beargumenteert. Nieuwsbericht Over een actuele gebeurtenis; geeft objectieve en betrouwbare informatie. Verslag Een beschrijving van een gebeurtenis (evenement of wedstrijd). Bevat ook de mening van de schrijver over de gebeurtenis. Ingezonden brief Schrijvers reageren op een gebeurtenis of tekst en geven hun beargumenteerde mening.
DE INDELING VAN EEN TEKST INLEIDING (EERSTE TWEE/DRIE ALINEA’S) FUNCTIES VAN DE INLEIDING: -Introduceren van het onderwerp/ aangeven wat het onderwerp is De aandacht van de lezer trekken Eventueel de opbouw van de tekst aangeven MIDDENSTUK/KERN HET MIDDENSTUK WORDT GESTRUCTUREERD DOOR: Structurerende zinnen: aankondigende en afsluitende zinnen van alinea’s verbanden tussen alinea’s/signaalwoorden typografische aanwijzingen: witregels, tussenkopjes etc. SLOT Bevat vaak de hoofdgedachte bevat soms een samenvatting, aansporing, afweging of toekomstverwachting
VASTE TEKSTSTRUCTUREN Vraag/antwoordstructuur Probleem/oplossing aspectenstructuur verklaringsstructuur Verleden/heden/toekomst Voor- en nadelen Argumentatiestructuur
DE ALINEA OPBOUW VAN EEN ALINEA: 1* KERNZIN (de belangrijkste zin; de zin die de hoofdgedachte van een alinea bevat) Of: een structurerende zin die het verband met een vorige alinea aangeeft 2* KERNZIN (de belangrijkste zin; de zin die de hoofdgedachte van een alinea bevat) Of: voorbeeld/ uitleg bij kernzin 3-4-etc.* Uitleg en voorbeelden bij de kernzin Laatste zin* KERNZIN (als die nog niet genoemd was)
TEKSTVERBANDEN OPSOMMEND Bij een oorzakelijk verband is er geen sprake van een keuze, terwijl bij een redengevend verband wel een keuze is. TEGENSTELLEND CHRONOLOGISCH OORZAKELIJK REDENGEVEND TOELICHTEND VOORWAARDELIJK DOEL-MIDDEL TOEGEVEND Bij een voorwaardelijk verband moet je ergens aan voldoen, wil je een doel bereiken, terwijl je bij doel-middel te maken hebt met een manier waarop je iets kunt bereiken. SAMENVATTEND CONCLUDEREND
PUBLIEK INHOUD De inhoud van een tekst is gericht op een specifiek soort lezer. PUBLICATIEPLAATS Als je voor een vakblad schrijft, schrijf je anders dan wanneer je voor en jeugdblad schrijft. TAALGEBRUIK Als je voor jongeren schrijft, schrijf met andere woorden dan voor volwassenen. Ook vakgerelateerde teksten vragen om vakwoorden TOON Voor jongeren schrijf je populairder (je, jongerenwoorden) dan bijvoorbeeld voor volwassenen (u) LAY-OUT Flitsend en opvallend past bijvoorbeeld niet bij een tekst voor wetenschappers…
VRAAG/ANTWOORD STRUCTUUR INLEIDING (EERSTE TWEE/DRIE ALINEA’S) VRAAG MIDDENSTUK/KERN ANTWOORDEN SLOT SAMENVATTING OF CONCLUSIE
ASPECTENSTRUCTUUR (vooral bij informatieve teksten) INLEIDING (EERSTE TWEE/DRIE ALINEA’S) AANKONDIGING ONDERWERP MIDDENSTUK/KERN DIVERSE ASPECTEN (KANTEN) VAN EEN ONDERWERP SLOT SAMENVATTING
VERLEDEN/HEDEN/TOEKOMSTSTRUCTUUR INLEIDING (EERSTE TWEE/DRIE ALINEA’S) INTRODUCTIE ONDERWERP MIDDENSTUK/KERN SITUATIE VROEGER SITUATIE HEDEN SITUATIE TOEKOMST SLOT CONCLUSIE
VERKLARINGSSTRUCTUUR INLEIDING (EERSTE TWEE/DRIE ALINEA’S) NOEMEN VAN EEN BEPAALD VERSCHIJNSEL MIDDENSTUK/KERN KENMERKEN VOORBEELDEN OORZAKEN EN GEVOLGEN SLOT SAMENVATTING
INLEIDING (EERSTE TWEE/DRIE ALINEA’S) PROBLEEM/OPLOSSINGSTRUCTUUR INLEIDING (EERSTE TWEE/DRIE ALINEA’S) PROBLEEM MIDDENSTUK/KERN GEVOLGEN OORZAKEN OPLOSSINGEN SLOT DE BESTE OPLOSSING
INLEIDING (EERSTE TWEE/DRIE ALINEA’S) VOOR- EN NADELENSTRUCTUUR (BIJ BETOOG OF BESCHOUWING) INLEIDING (EERSTE TWEE/DRIE ALINEA’S) VRAAG OF STELLING MIDDENSTUK/KERN VOOR- EN NADELEN SLOT AFWEGING OF CONCLUSIE
ARGUMENTATIESTRUCTUUR (BIJ BETOOG) INLEIDING (EERSTE TWEE/DRIE ALINEA’S) STELLING EN STANDPUNT MIDDENSTUK/KERN ARGUMENTEN VOOR DE STELLING TEGENARUMENTEN MET WEERLEGGING SLOT HERHALING STELLING