VERMOGEN Een jongen en een meisje rennen zo snel mogelijk onderstaande heuvel op. Dit doen ze met een constante snelheid. Geg: s = 500m vm= 5,00 m/s vj.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
§3.7 Krachten in het dagelijks leven
Advertisements

Krachten Voor het beste resultaat: start de diavoorstelling.
Energie Wanneer bezit een lichaam energie ?
H 29: Kostprijs bij heterogene producten
Kracht en beweging.
Newton - HAVO Energie en beweging Samenvatting.
Uitwerkingen blok 4 hoofdstuk 3 versie 2
Vermogen 1.
Vermogen Veel vermogen Zelfde locomotief in model, weinig vermogen.
Arbeid en energie Arbeid Vermogen Soorten energie
3T Nask1 Hoofdstuk 1 Elektriciteit
Ieder apparaat verbruikt energie ! JE MOET IN STAAT ZIJN OM DE
Uitwerkingen blok 4 hoofdstuk 3 versie 1
Rekenen © Ing W.T.N.G. Tomassen Na deze les kan je het begrip: ZwaartekrachtAantrekkingskrachtgewicht.
Energie.
3.1 Zwaartekracht, massa en gewicht
Kracht en beweging Versnelde en vertraagde beweging Cirkelbeweging
Warmte herhaling hfd 2 (dl. na1-2)
Newton - VWO Arbeid en energie Samenvatting.
Newton - VWO Energie en beweging Samenvatting.
Newton - VWO Arbeid en warmte Samenvatting.
Zwaartekracht Aantrekkingskracht gewicht
THERMODYNAMICA Hoofdstuk 4
Kist (massa 20 kg) staat op de grond.
Luchtwrijving Don (massa 80 kg) stapt uit het vliegtuig.
Vraag 28 Verzamel eerst de gegevens: P = 80 W t = 8,5 minuut = 8,5 x 60 = 470 seconden m = 200 gram water c = 4,2 J/g.°C ∆T = 37 – 7 = 30 °C Maak eventueel.
Title Fysica Vermogen FirstName LastName – Activity / Group.
Potentiële energie en potentiaal
Aan welke 4 zaken herken je dat een kracht werkt?
Hoe je krachten meet Het begrip veerconstante
Eindwaarde renten ???.
dr. H.J. Bulten Mechanica najaar 2007
dr. H.J. Bulten Mechanica najaar 2007
4.1 Zonder verplaatsing is er geen arbeid
5.1 Definitie van vermogen
Arbeid.
Inkomen Begrippen + 6 t/m 10 Werkboek 6. 2 Begrippen Arbeidsverdeling Verdeling van het werk in een land.
Arbeid en kinetische energie
4.3 Wet van behoud van energie
4.1 verrichten van arbeid Om arbeid te kunnen verrichten heb je energie nodig Beweging energie (kinetische energie) Warmte Elektrische energie Zwaartekracht.
Als je een veer wilt uitrekken dan zul je daar een kracht op
Realiseer je dat in alle vier de gevallen er een Fz werkt !
Omrekenen eenheden massa
Wrijvingskracht en normaal kracht toegepast
Opgave 1 a) b) zwaartekracht (N) massa (kg)
Kinetische energie massa (kg) energie (J) snelheid (m/s)
Opdracht 1 a) b) c) d) Stand B, door de zwaartekracht
Opgave 1 Krachten kunnen het volgende met een voorwerp doen: 1.Kracht verandert soms de snelheid van een voorwerp 2.Kracht vervormt soms een voorwerp -
Evenwichten 1. Het zwaartepunt. 2. Werklijn en arm van een kracht.
De tweede wet van Newton
Krachten optellen en ontbinden
Newton – VWO Statica Samenvatting.
Newton - HAVO Arbeid en energie Samenvatting.
Newton – HAVO Statica Samenvatting.
De wetten van Newton Theorie 1642 – 1727 Sir Isaac Newton.
3T Nask2 3 Stoffen scheiden
3.4 Rekenen met energie 4T Nask1 H3 Energie.
wet van behoud van energie
Oefeningen Hoofdstuk V.
1.4. VERMOGEN bij WISSELSTROOM.
Arbeid en Energie (Hoofdstuk 4)
Aan welke 4 zaken herken je dat een kracht werkt?
Cv = F u  F = Cvu  F = Cv(el - bl) u = (el - bl)
Samenvatting.
Energie in het elektrisch veld
E = P × t.
Hoofdstuk 6: Natuurkunde Overal (vwo 4)
Elektrische veldkracht
Herhaling H8 : arbeid Arbeid: de energie die door een krachtbron geleverd wordt bij verplaatsing van een voorwerp. Dit geeft energie toename/afname ALGEMENE.
Hoofdstuk 11 – les 2 Optrekken en Afremmen
Transcript van de presentatie:

VERMOGEN Een jongen en een meisje rennen zo snel mogelijk onderstaande heuvel op. Dit doen ze met een constante snelheid. Geg: s = 500m vm= 5,00 m/s vj = 4,00 m/s mj = mm = 60,0 kg Beide hebben dezelfde massa van 60,0 kg. Het meisje rent met een snelheid van 5,00 m/s. De jongen rent met een snelheid van 4,00 m/s. 500m 30,00 Wat is de arbeid die beide verricht hebben als er geen wrijving is? 500m 30,00

W = F x s Fspier W = F x s W = 295 x 500 W = 148103 J = 148 kJ Geg: s = 500m vm= 5,00 m/s vj = 4,00 m/s mj = mm = 60,0 kg W = F x s FN 500 m Fspier Fspier F1 500m 300 F2 Fspier = F1 = FZ x sin α FZ = 589N FZ = m x g FZ = 60,0 x 9,81 Fspier = F1 = 589 x sin 300 FZ = 589 N Fspier = F1 = 295N W = F x s W = 295 x 500 W = 148103 J = 148 kJ

tmeisje = 500 5,00 tjongen = 500 4,00 t = s v = 100 s = 125 s P = W t Geg: s = 500m vm= 5,00 m/s vj = 4,00 m/s mj = mm = 60,0 kg F = 295 N W = 148.103 J De arbeid die beide verrichten is even groot !!! Toch heeft het meisje meer ”power” (vermogen) Het meisje heeft namelijk minder tijd nodig, om dezelfde arbeid te verrichten tmeisje = 500 5,00 tjongen = 500 4,00 t = s v = 100 s = 125 s Vermogen is de arbeid die je in een bepaalde tijd verricht P = W t W = arbeid in J t = tijd in s P = vermogen in J/s Watt (W) Pmeisje = 148103 J 100 s Pjongen = 148103 J 125 s = 148.101 J/s (W) = 118.101 J/s (W)

P = W t W = F x s P = F x s t s = v t P = F x v Pmeisje = 295 x 5,00 Geg: s = 500m vm= 5,00 m/s vj = 4,00 m/s mj = mm = 60,0 kg F = 295 N W = 148.103 J Pm = 148.101 J/s (W) Pj = 118.101 J/s (W) De formule voor vermogen kan ook worden: P = W t W = F x s P = F x s t s = v t P = F x v v = snelheid in m/s Pmeisje = 295 x 5,00 = 148.101 J/s (W) Pjongen = 295 x 4,00 = 118.101 J/s (W)

W W = ΔE P = t P = t ΔE 147103 J Pmeisje = 100 s 147103 J Pjongen = Geg: s = 500m vm= 5,00 m/s vj = 4,00 m/s mj = mm = 60,0 kg F = 295 N W = 148.103 J Pm = 148.101 J/s (W) Pj = 118.101 J/s (W) De formule voor vermogen kan ook worden: Als alle energie gebruikt wordt om arbeid te verrichten is ΔE = W P = W t W = ΔE 30,00 500m h = 500 x sin 300 P = ΔE t = 250 m Pmeisje = 147103 J 100 s ΔE = Ezw boven – Ezw onder = 147.101 J/s (W) ΔE = mgh – mgh Pjongen = 147103 J 125 s ΔE = 60,09,81250 – 60,09,810 = 118.101 J/s (W) ΔE = 147.103 J

P = t P = W t P = F x v ΔE samengevat Vermogen is de arbeid die je in een bepaalde tijd verricht W = arbeid in J t = tijd in s F = kracht in N v = snelheid in m/s ΔE = energieverschil in J P = vermogen in J/s Watt (W)