Het werkgeheugen stored program concept (John von Neumann) Het achtergrondgeheugen Geheugen
RAM R andom A ccess M emory Vrij toegankelijk geheugen voor het besturingssysteem en de gebruiker om daar tijdelijk gegevens in op te slaan: software en data Cache Zeer snel geheugen op of naast de processorchip De processor bewaart hierin de laatste instructies en/of gegevens die uit het werkgeheugen zijn gehaald. Voordelen:Cachegeheugen sneller dan RAM Geen transport nodig over de bus ROM R ead O nly M emory Geheugen kan wel uitgelezen worden, maar niet veranderd worden. Fabrieksinstellingen (BIOS) worden opgeslagen in ROM. Het werkgeheugen
Magnetische opslag Bij magnetische schijven wordt de data gecodeerd als zeer kleine gemagnetiseerde “naaldjes” op het schijfoppervlak. De richting van het naaldje stelt een 0 of een 1 voor. Optische opslag Bij optische schijven wordt de data gecodeerd als microscopisch kleine putjes in het oppervlak van de schijf. Een putje stelt een 0 voor (het licht van de laserstraal wordt niet teruggekaatst). Een vlakje stelt een 1 voor (het licht van de laserstraal wordt wel teruggekaatst). Achtergrondgeheugen
Mogelijke indeling magnetische schijf Schijf wordt ingedeeld in tracks en sectoren. Tracks of sporen zijn cirkelvormige patronen Sectoren zijn taartpunten De combinatie van 2 of meer sectoren in 1 track wordt een cluster genoemd. Een cluster kan maar gebruikt worden door één bestand. Track 0 bevat de inhoudsopgave van de bestanden en mappen op de schijf.
Randapparatuur De controller regelt de communicatie van de randapparatuur met de CPU en het geheugen (via de bus). De controller heeft een eigen processor: de I/O-processor De I/O-processor krijgt opdrachten van de CPU en voert die uit (lezen en schrijven van het apparaat naar de bus). Om te kunnen communiceren met een randapparaat moet het besturingssysteem de taal en het protocol van het apparaat kennen. Hiervoor wordt een speciale programma geladen: een driver.