Diagnostische toets Energie

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Welkom bij de workshop: “Geld besparen op elektriciteit !”
Advertisements

Energieborrel Klimaatwijken
Diagnostische toets Energie
DE AFVAL KENNISQUIZ.
Warme Truiendag quiz 2013.
M3F-MATEN - Tijd en Snelheid
Elektriciteit.
Ren je rot! Dierenweetjes.
Energiebesparing in het huishouden
Welkom bij de World Vision Quiz.
Vermogen 1.
De verschillende fasen in de elektronische noterings- procedure.
Smart Grids bekijken als systeem Ronald Serné. Het probleem.
Lading Lading is een grootheid met symbool Q. De eenheid is de coulomb met symbool C.
3.3 Wolken en neerslag 3T Nask1 3 Het weer.
Ronde (Sport & Spel) Quiz Night !
GOED OF FOUT - QUIZ.
3T Nask1 Hoofdstuk 1 Elektriciteit
havo: hoofdstuk 6 (stevin deel 1) vwo : hoofdstuk 6 (stevin deel 1)
Elektriciteit Begrippen die bij elektriciteit horen zijn:
Hoofdstuk 6 Elektriciteit
Elektriciteit.
Energie: Grootheden en eenheden
NATUURKUNDE DI. 16 NOV.’10 LES 8 AFRONDING H3.
Ieder apparaat verbruikt energie ! JE MOET IN STAAT ZIJN OM DE
WAT IS ELEKTRICITEIT H 8 Elektriciteit De wet van Ohm.
Wat komt er allemaal bij kijken.  thuis :  Ingrediënten  Energiekosten  Aanschaf machine (afschrijving)  Bakker  + loonkosten  + onderhoud machines.
3 mavo Betekenis van dit percentage bespreken..
Oefenvragen Hst. 3 paragraaf 1 t/m 3.
Oefenen PW.
Energie.
Warmte herhaling hfd 2 (dl. na1-2)
Regels voor het vermenigvuldigen
Oefeningen F-toetsen ANOVA.
Vraag 28 Verzamel eerst de gegevens: P = 80 W t = 8,5 minuut = 8,5 x 60 = 470 seconden m = 200 gram water c = 4,2 J/g.°C ∆T = 37 – 7 = 30 °C Maak eventueel.
PH-berekeningen.
Neem onderstaande tabel over en vul hem in:
5.1 Definitie van vermogen
Les 9 Gelijkstroomschakelingen
Herhaling Energie berekeningen
Afschrijving aanschafprijs : levensduur kapitaalgoedlevensduuraanschafprijsjaarlijkse afschrijvingen oven8 jaar € 8000 A ijskast6 jaar B € 300 frituur.
Lesplanning – paragraaf 7 blz. 38 Binnenkomst Intro Vragen huiswerk Uitleg docent Zelfstandig werken, met radio?? Afsluiting van de les. Lokaal verlaten.
Samenvatting H 5 Nova klas 2
Electrische stroom Stroomrichting De wet van Ohm.
M3F-MATEN - Gewichten en lengtematen
Standaard-bewerkingen
Warmte.
Energiesoorten bewegingsenergie elektrische energie
Elektrische stroom 3T Nask1 1.1 Elektriciteit.
Studie hoofdontsluiting Leek-Roden werkatelier 15 oktober 2008 (verkeerskundige aspecten)
Algemene Ondernemersvaardigheden
Marc Bremer Natuurkunde Marc Bremer
Elektrische arbeid en vermogen
Elektrische stroom? Gemaakt door J. Luijten.
Wees wijs met water het kan echt op!.
WAT IS ELEKTRICITEIT H 8 Elektriciteit De wet van Ohm.
Deel 2 Energie: bronnen en soorten
Elektriciteit Deel 4 Waterstromen Energie Omzetting Ing W.T.N.G. Tomassen.
Energie: Grootheden en eenheden
Duurzame Energie Dinant Bauer.
Met energie kun je dingen doen.
Elektriciteit.
Ieder apparaat verbruikt energie ! JE MOET IN STAAT ZIJN OM DE
Hoofdstuk 2 - Elektriciteit
Deel 3 Energieomzetting
Elektriciteit H 3 Elektriciteit De wet van Ohm Ing W.T.N.G. Tomassen.
§4.1 LEERDOELEN Uitleggen van de begrippen: stroomkring, stroommeter/-sterkte, geleiders, spanningsbron, spanningsmeter, weerstand, wet van Ohm, elektrisch.
ONDERWERP 4 ENERGIEVERBRUIK
Naturalis 5.
Transcript van de presentatie:

Diagnostische toets Energie Groeps overleg Alleen Diagnostische toets Energie

Denk na over het plan van aanpak. De familie Janssen komt thuis van een lange boswandeling. Janneke gaat snel in bad en laat het bad van 500L vol lopen. De kraan loopt met 25 L/min. Klaas gaat 10 min douchen waarbij het water met 30 L/min uit de kraan stroomt. Papa moet nodig naar de WC en trekt de wc door. De bak is 17,5 L groot en het duurt 2,5 min voordat hij vol is. Mama gaat afwassen en laat tegelijkertijd de wasbak vol lopen. De bak is 10L en is in 2 min gevuld. Lissy gaat de auto van papa wassen omdat deze erg smerig geworden is. Ze is 10 min met een hoge drukspuit bezig die met een stroomsterkte van 0,5 L/s de auto schoon spuit

Bereken de stroomsterkte als alles aan staat. Bereken de hoeveelheid verbruikt water. De familie Janssen komt thuis van een lange boswandeling. Janneke gaat snel in bad en laat het bad van 500L vol lopen. De kraan loopt met 25 L/min. Klaas gaat 10 min douchen waarbij het water met 30 L/min uit de kraan stroomt. Papa moet nodig naar de WC en trekt de wc door. De bak is 17,5 L groot en het duurt 2,5 min voordat hij vol is. Mama gaat afwassen en laat tegelijkertijd de wasbak vol lopen. De bak is 10L en is in 2 min gevuld. Lissy gaat de auto van papa wassen omdat deze erg smerig geworden is. Ze is 10 min met een hoge drukspuit bezig die met een stroomsterkte van 0,5 L/s de auto schoon spuit.

Oplossing opgave 1 I II III Bad Douche WC I = 25 L/min V = 500 L t = ? t = V : I t = 500 L / 25 L/min t = 20 min I = 30 L/min V = ? t = 10 min V = I x t V = 30 L/min x 10 min V = 300 L I = ? V = 17,5 L t = 2,5 min I = V : t I = 17,5 L / 2,5 min I = 7 L/min Wasbak Hogedrukspuit   V = 10 L t = 2 min I = 10 L / 2 min I = 5 L/min I = 0,5 L/s t = 10 min = 600s V = 0,5 L/s x 600s I II III Itot =25 L/min + 30 L/min +7 L/min + 5 L/min + 30 L/min =97L /min Vtot =500 L + 300 L + 17,5L + 10L + 300 L = 1127,5 L 1127,5 L = 1,1275 m3 => 1,1275 m3 x 0,35 = € 0.395

Denk na over het plan van aanpak. In de keuken werkt het gasfornuis en oven op gas. In de oven wordt een kip gedurende 45 min gebraden. Op het fornuis staat de soep 30 min te trekken. De Groente heeft 15 min nodig om gaar te worden en de aardappels moeten 30 min op staan in kokend water. De oven verbruikt 1,2 L/min, de groente 0,75 L/min en de aardappels 0,9 L/min. Totaal wordt er 3,5 L/min verbruikt

Bereken de stroomsterkte als alles aan staat. Bereken de hoeveelheid verbruikt water. In de keuken werkt het gasfornuis en oven op gas. In de oven wordt een kip gedurende 45 min gebraden. Op het fornuis staat de soep 30 min te trekken. De Groente heeft 15 min nodig om gaar te worden en de aardappels moeten 30 min op staan in kokend water. De oven verbruikt 1,2 L/min, de groente 0,75 L/min en de aardappels 0,9 L/min. Totaal wordt er 3,5 L/min verbruikt

Oplossing opgave 2 Oven Soep I = 1,2 L/min V = ? t = 45 min V = I x t V = 1,2 L/min x 45 min V = 54 L I = 0,65 L/min t = 30 min V = 0,65 L/min x 30 min V = 19,5 L Groente aardappelen I = 0,75 L/min V = ? t = 15 min V = I x t V = 0,75 L/min x 15 min V = 11,25 L I = 0,9 L/s t = 30 min V = 0,9 L / 30 min V = 27 L I II III Isoep = 3,5 L/min - 1,2 L/min - 0,75 L/min - 0,9 L/min = 0,65 L/min Vtot = 54 L + 19,5 L+ 11,25L + 27L = 111,75 L

Elektriciteit 1 "Een lamp met een vermogen van 40 watt staat 5 minuten aan. Bereken de hoeveelheid energie die de lamp heeft omgezet (in joule)."   E = ? P = 40 W t = 5 min = 300s E = P x t E = 40W x 300s E = 12000Ws = 12.000J E = 12 kJ

Elektriciteit 2 Een televisie zet in 2 minuten 24 kJ aan elektrische energie om. Bereken het vermogen E = 24 kJ = 24.000 Ws P = ? t = 2 min = 120s P = E : t P = 24.000 Ws : 120s P = 200 W

Elektriciteit 3 Een mobiele telefoon met een vermogen van 0,3 watt heeft 10.800 joule aan elektrische energie omgezet. Bereken hoe lang de telefoon heeft aangestaan. Geef je antwoord in uren. E = 10.800 J = 10.800 Ws P = 0,3 W t = ? t = E : P t = 10.800Ws : 0,3W t = 36000s t = 10h

Bereken welk apparaat per dag de meeste energie verbruikt. Elektriciteit 6 Een koelkast heeft een vermogen van 300 watt en staat ieder uur een kwartier aan. Een lamp heeft een vermogen van 100 watt en staat altijd aan. Bereken welk apparaat per dag de meeste energie verbruikt. De lamp verbruikt de meeste energie Koelkast Lamp E = ? P = 300 W = 0,3 kW t = 24 x0,25h = 6h E = P x t E = 0,3 kW x 6h E = 1,8 kWh P = 100 W = 0,1 kW t = 24h E = 0,1 kW x 24h E = 2,4 kWh

Elektriciteit 7 Vermogen Energie P = ? U = …V I = … A E = ? P = …..W De stroomsterkte door een lampje is 0,3 A. De spanning over het lampje is 6,0 V. Het lampje staat 10 minuten aan. Bereken de hoeveelheid energie die het lampje na 10 minuten heeft omgezet. P = U x I ( U in V en I in A) Vermogen Energie P = ? U = …V I = … A E = ? P = …..W t = …..s

E = 1.080 Ws Elektriciteit 7 Vermogen Energie P = ? U = 6 V I = 0,3 A De stroomsterkte door een lampje is 0,3 A. De spanning over het lampje is 6,0 V. Het lampje staat 10 minuten aan. Bereken de hoeveelheid energie die het lampje na 10 minuten heeft omgezet. P = U x I ( U in V en I in A) E = 1.080 Ws Vermogen Energie P = ? U = 6 V I = 0,3 A P = U x I P = 6V x 0,3A P = 1,8 W E = ? t = 10 min = 600s E = P x t E = 1,8 W x 600s E = 1.080 Ws