Werkwoordspelling Volg de weg!
Is het werkwoord een persoonsvorm? Ja Neen
Doe dan het volgende Schrijf het werkwoord zoals je andere woorden zou schrijven. Hoor je op het einde van het woord een ‘t’-klank, dan verleng je het woord. Zo hoor je of je een ‘t’ of een ‘d’ moet schrijven. Voorbeeld: Ik heb vandaag gevoetbal_. Gevoetbald is een werkwoordsvorm. Gevoetbald is geen persoonsvorm. Ik maak het woord langer: gevoetbalde Ik hoor een ‘d’ en schrijf ze dan ook. Ik heb vandaag gevoetbald. Terug naar de startpagina
Staat de persoonsvorm in de tegenwoordige of in de verleden tijd. Tegenwoordige tijd Verleden tijd
Staat het onderwerp in het enkelvoud of in het meervoud?
Is het onderwerp ‘ik’? Ja Neen
Is het onderwerp ‘jij’ of ‘je’ en staat het achter de persoonsvorm? Ja Neen
Doe het dan zo: Zoek de stam van het werkwoord. Schrijf er een ‘t’ achter. Voorbeeld: Jij wor__ vandaag 15 jaar. Stam van het werkwoord is word. Stam + t = wordt Jij wordt vandaag 15 jaar. Terug naar de startpagina
Doe het dan zo: Schrijf de stam van het werkwoord Voorbeeld: Ik wor__ vandaag 15 jaar. Stam van het werkwoord is word. Ik word vandaag 15 jaar. Of Wor__ jij vandaag 15 jaar? Word jij vandaag 15 jaar ? Opgelet! Wordt je broer vandaag 15 jaar. Terug naar de startpagina
Doe het dan zo: Schrijf de infinitief van het werkwoord. Voorbeeld: Wij wor__ vandaag 15 jaar. Infinitief van het werkwoord is worden. Wij worden vandaag 15 jaar. Terug naar de startpagina
Doe het dan zo: Schrijf wat je hoort of wat je weet. Voorbeeld: Jij _____ gisteren 15 jaar. In de verleden tijd verandert het werkwoord van klank. Jij werd vandaag 15 jaar. Terug naar de startpagina
Doe het dan zo: Schrijf wat je hoort of wat je weet. Voorbeeld: Jij _____ gisteren 15 jaar. In de verleden tijd verandert het werkwoord van klank. Jij werd vandaag 15 jaar. Wij _____ gisteren 15 jaar. Wij werden vandaag 15 jaar. Terug naar de startpagina
Staat het onderwerp in het enkelvoud of in het meervoud?
Doe het dan zo: Neem de stam van het werkwoord Voeg ‘te’ of ‘de’ eraan toe, naargelang van wat goed klinkt. Tip: Als je twijfelt tussen ‘te’ en ‘de’, volg dan deze regel. Als de stam eindigt op een medeklinker die voorkomt in ‘t fokschaap of ‘t kofschip dan gebruik je ‘te’. In het andere geval gebruik je ‘de’. Voorbeeld: Jij wacht__ gisteren op de bus. Stam + te = wacht + te Jij wachtte gisteren op de bus. Jij raad___ gisteren de lottogetallen. Stam + de = raad + de Jij raadde gisteren de lottogetallen. Terug naar de startpagina
Doe het dan zo: Neem de stam van het werkwoord Voeg ‘ten’ of ‘den’ eraan toe, naargelang van wat goed klinkt. Tip: Als je twijfelt tussen ‘ten’ en ‘den’, volg dan deze regel. Als de stam eindigt op een medeklinker die voorkomt in ‘t fokschaap of ‘t kofschip dan gebruik je ‘ten’. In het andere geval gebruik je ‘den’. Voorbeeld: Wij wacht__ gisteren op de bus. Stam + te = wacht + te Jij wachtten gisteren op de bus. Wij raad___ gisteren de lottogetallen. Stam + de = raad + de Wij raadden gisteren de lottogetallen. Terug naar de startpagina
Verandert (in de verleden tijd) het werkwoord van klank? Ja Neen