Brief van keizer Claudius aan de Alexandrijnen P. Lond. VI 1912 Brief van keizer Claudius aan de Alexandrijnen
Bronnen over Claudius Tacitus, Annales Suetonius, Claudius Cassius Dio Seneca Inscripties en papyri
Claudius in bronnen Geboren 10 voor Chr. Als kind vaak ziek Moeite met lopen en spreken (Suetonius) Geïnteresseerd in wetenschap, met name geschiedenis Behoorde tot ridderstand 37 (Caligula) Senator 41 Keizer (steunde op leger en ontwikkelde vrijgelatenen, t.o. senaat) 54 vergiftigd
Aanloop tot de “Joodse kwestie” in de brief van Keizer Claudius:
Begin Joodse emigratie: Babylonische ballingschap 586-538 v.Chr. Tigris Eufraat Eerst wat voorgeschiedenis: 586 voor Chr.: Nebukadnezar verovert Jeruzalem > Babylonische ballingschap: begin Joodse diaspora In die tijd al langer strijd tusse babylonië en Egypte om Palestina / Syrië
Joodse emigratie naar Egypte 5de eeuw v.Chr.: Elephantine (Aramese papyri) Ptolemaeus I verovert Palestina; Joodse krijgsgevangenen naar Egypte Ptolemaeus VI: gevluchte hogepriester Jeruzalem als lijfwacht Goede band Joden met koningshuis Steeds meer Joden uit armer Syrië naar rijker Egypte Joodse militaire nederzetting op Elephantine. De Aramese papyri staan in het boek van Porten met alle Elephantine papyri (Instituut) Ptolemaeus I verovert Palestina 3x op Seleuciden, veel Joodse krijgsgevangenen naar Egypte
Joden in Elephantine en Alexandrië
Joden in Egypte: laatste drie eeuwen v.Chr. Hellenisering Privileges Alexandrië: Joods politeuma, maar geen Alexandrijns burgerschap Verschil tussen Joden in Alexandrië en chora - Hellenisering van Joden vond in de hele hellenistische wereld plaats, dus ook in Palestina. Zo was er bijvoorbeeld een gymnasium in Jeruzalem. Waarin uit zich die hellenisering: - vertaling OT in het Grieks = Septuagint (LXX, onder Ptol. II) - vergrieksing persoonsnamen, - aannemen Grieks recht en Griekse taal - Joden hebben privileges voor uitoefening van hun eigen godsdienst en gebruiken - Politeuma: de ekklesia regelde het religieus en burgerlijk leven van de gemeenschap (met eigen rechtspraak). Ze hadden ook een eigen ethnarch, en eigen gerousia. Joden haddden officieel geen Alexabdrijns burgerschap, al waren daarop wel individuele uitzonderingen. Hierdoor bestonden spanningen in met name Alexandrië: 1) dat was een Griekse stad, en die is een heidense religieuze gemeenschap; 2) rijkdom van veel Alexandrijnse Joden wekte jaloezie op - Verschil tussen rijke, Joden in Alexandrië: meer gehelleniseerd, en armere Joden in Alexandrië en chora :meer Joods-denkend.
Joden in Egypte: begin Romeinse tijd Octavianus gesteund door Joden Invoering laographia: Joden betalen, Alexandrijnse burgers niet Tiberius volgt politiek Augustus Caligula wil goddelijke verering: protest Joden Nu komen we op de gebeurtenissen die de aanloop vormden op de Claudius-brief. Octavianus = Augustus (30 voor - 14 na Chr,) verovert Egypte met steun Joden (handhaaft hun privileges) Bij Invoering laographia: Joden betalen, Alexandrijnse burgers niet (dus willen Joden nu helemaal graag officieel Alexandrijns burger worden). Tiberius (14-37) volgt de politiek van Augustus. Maar: Caligula (37-41) eist voor zichzelf goddelijke verering als hellenistisch vorst - past niet in Joodse religie.
“De Joodse kwestie” 38 na Chr.: bezoek Joodse koning Agrippa Scherts-tegenoptocht door anti-semitische Alexandrijnen Prefect kiest kant van Alexandrijnen: Joden in getto gedreven 38 na Chr., ten tijde van regering Caligula. Tegenoptocht met dorpsgek als koning; Alexandrijnen eisen dat er beelden van de god-keizer in de synagogen worden geplaatst Haast een pogrom: de Joden worden gedwongen binnen hun wijk (Wijk “Delta” ) te even (ze woonden daar altijd al een beetje bij elkaar).
Alexandrië Wijk “Delta”
Gezantschappen (beschreven door Philo en Josephus) Joods gezantschap (o.l.v. Philo) naar Caligula Tegen-gezantschap Alexandrijnen Joodse gehelleniseerde bovenlaag zendt gezantschap naar keizer Caligula in Rome (o.l.v. Philo). Die worden vermeld in de geschriften van Philo en Josephus. PHILO “Judaeus” (c. 30 voor - 45 na Chr.) Grieks-Joodse geschiedschrijver Lid hoogggeplaatste familie in Alexandrië JOSEPHUS ( geboeren c. 37/8 na Chr.) Joodse geschiedschrijver Joods leider ten tijde van een opstand in de tijd van Nero Ook legerleider in galilea geweest, gevangen genomen door de Romeinen Raakte bevriend met (keizers) Titus en Vespasianus, bracht de rest van zijn leven in Rome door. PHILO dus lid van het gezantschap naar caligula, o.m.protest tegen opleggen keizerverering aan Joden. Alexandrijnen zenden tegen-gezantschap Beide gezantschappen in Rome slecht ontvangen.
Geweld in Alexandrië Nationalistische Joden verzamelen wapens en manschappen > onlusten januari 41: Caligula vermoord > Claudius Na troonswisseling vallen Alexandrijnse Joden de Alexandrijnse Grieken aan, Romeinse troepen maken einde aan geweld Nationalistische Joden verzamelen wapens en manschappen > geweld op straat. Steeds meer Joden kwamen uit Palestina (sterk anti-Romeins) naar Alexandrië. Joods gezantschap in Rome dus slecht ontvangen, tegengezantschap ook. En voor Caligula uitspraak kon doen, werd hij vermoord; moesten gezantschappen onderrichterzake terugkeren. januari 41: Caligula vermoord >opgevolgd door Claudius Na troonswisseling vallen Alexandrijnse Joden de Alexandrijnse Grieken aan, Romeinse troepen maken einde aan geweld.
Nogmaals gezantschappen Alexandrijnen sturen gezantschap om Claudius geluk te wensen en optreden tegen Joden te verzoeken Joden zenden hun eigen gezantschap Claudius antwoordt met deze brief: Papyrus Lond. 6. 1912 = The New Papyrological Primer 16
P.Lond. 1912, onderkant kolom V Onderkant van de laatste = vijfde kolom
Schreef Claudius de brief zelf? Hield zich bezig met details van rijksbestuur Brief aan een der belangrijkste steden rijk Ging om belangrijke zaken: - goddelijke eerbewijzen - verzoek Alexandrijnen om senaat - vijandschap Grieken-Joden Dus: Claudius verantwoordelijk voor inhoud brief Administratie rechtspraak, als censor (invoering nieuwe letters in het alfabet)
Karakteristieke trekjes r. 25f. herinnering aan Germanicus r. 29: persoonlijke noot bij accepteren eerbewijzen (“hoewel ik niet inschikkelijk sta tegenover zulke dingen”) Toon van aansporingen aan Alexandrijnen en Joden (boosheid; besmettelijke ziekte)
P. Lond. 1912 Eerste grote administratieve beproeving: Geen spoor van zwakheid van geest Houding diplomatiek Beslissingen redelijk en goed gefundeerd