Langemark JH- De Flodder Fotografie

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Fotografie Samenstelling Roland Demaerschalk. Fotografie Samenstelling Roland Demaerschalk.
Advertisements

FOTODIGITAAL
Fotoclub Deerlijk Amakunde 6 mei 2012.
Voorrangsregels bij rekenen (2)
Spoedcursus Fotografie
Welke eis stel je aan de ondergrond als je aan uitwendige hartmassage begint Dat deze hard is.
Aflezen van analoge en digitale meetinstrumenten
havo A Samenvatting Hoofdstuk 10
Astrofotografie 1 Chris Alberts Ronald Duvivier
Digitale Onderwaterfotografie
Macro-fotografie De wereld van de kleine dingen
De belichtingsdriehoek
Rekenen Cito M5 oefenen.
DSLR camera Digital Single Lens Reflex camera. Digital Single Lens Reflex camera.
Vermogen Veel vermogen Zelfde locomotief in model, weinig vermogen.
Dynamische tijdbalk Een dynamische tijdbalk geeft een uitvergroot deel van de algemene tijdbalk weer. Hij heet dynamisch omdat hij er voor elke periode.
Omzet.
Les 5 - Klimaatsysteem van Köppen
3 mavo Betekenis van dit percentage bespreken..
Eindopdracht Fotografie (1ste periode) Analyse eigen foto’s
FOTODIGITAAL
Inhoud 1. Matte Box 2. Camera Filters 3. Lens 4. Iris/Aperture/Diafragma 5. Sluitertijd/Shutter Speed 6. Sensor/Film Gain/ISO/ASA Beperkingen van sensor/film.
H51 12 resolutie H51 PHOTOSHOP 1 audiovisueel centrum meise.
Oefeningen F-toetsen ANOVA.
PIR sensor.
Lichtgevoelige weerstand
Bewegen Hoofdstuk 3 Beweging Ing. J. van de Worp.
Haal meer uit je Hersenen masterclass wiskunde
Hoofdstuk 1 Basisvaardigheden.
Lenzen 1. Bolle lens. 2. Loep. 3. Camera.
M3F-MATEN - Gewichten en lengtematen
De Megapixel mythe Door Nico Van Damme. Een aantal parameters die de kwaliteit gaan bepalen Resolutie Korrel en ruis Dynamisch bereik Kleurkwaliteit Bewerkingen.
Kijk, dit is achromatopsie
H4 Differentiëren.
H2 Lineaire Verbanden.
Controle over de belichting
De weegschaal methode Een goede methode om vergelijkingen mee op te lossen Klik linksonder op deze knop om presentatie te starten. volgende VMBO - Wiskunde.
Hoofdstuk 9 havo KWADRATEN EN LETTERS
Lenzen 1. Bolle lens. 2. Loep. 3. Camera.
Presentatie titel Rotterdam, 00 januari 2007 Computer Vision Technische Informatica
FOTOGRAFIE les 7 Huiswerkopdracht Gebruik van Flits Algemeen
Centrummaten en Boxplot
KBC-Fotoclub Flitsen °2014.
Objectieven en hun werking
Afbeeldingen op je webpagina
Maandag 18 november Licht & witbalans Avond fotografie – blauwe uurtje
11 november les 5 Scherptediepte Bespreken album foto 1 Standpunten + opdracht Bespreken albumfoto 2 afsluiten.
Gemaakt door Sophie & Dide
Rekenen 18 maart.
De overstap naar digitale fotografie 4 fases van digitale fotografie De opname De opname De bewerking De bewerking De afdruk De afdruk De archivering.
Opslag Formaten.
In de regen Het fotograferen in de regen is vaak geen doel op zich, het kan je ook simpelweg overkomen Mogelijkheden: Waterplassen Reflecties Natte straten.
Programma Theorie Evaluatie foto’s praktijkopdracht Herhaling begrippen 10 veel gemaakte fouten ISO Kijk en verbeter Foto bewerken Demo Photoshop Vragen.
Beeldbewerking.
Fotografie.
Thijs Roolvink & Daan Vrijssen 4Va
Workshop Portret Fotografie. Tips voor betere portretfoto’s 1. Stel scherp op de ogen 2. Gebruik een grote diafragma opening 3. Fotografeer op ooghoogte.
Raadsels oplopend in moeilijkheidsgraad

Basis-workshop fotografie. Ken uw camera Belangrijke zaken Scherpe foto’s Compositie Hoe verder.
Inhoud Optellen en aftrekken. Vermenigvuldigen en delen.
Kinderen effectief helpen met rekenen
Het oog.
Werkgroep (Sig)natuur
Vormgeving Roy de Bakker 3VTK.
Vormgeving.
Aquarium fotografie Ernö Dobronyi Ernö Dobronyi
Welkom bij workshop Stilleven fotografie
Aquarium fotografie probleem oplossingen
De Belichtingsdriehoek
Transcript van de presentatie:

Langemark JH- De Flodder Fotografie DEEL 2: Over Techniek

Aan de slag met een digitale reflexcamera Fotograferen betekent eigenlijk: 'schrijven met licht'. Licht is inderdaad de basis van elke foto. Een camera laat via zijn objectief een hoeveelheid licht door. Dat licht wordt gebundeld en komt op de beeldsensor terecht, waar het wordt omgezet in een elektrisch signaal. En dat signaal wordt dan op zijn beurt omgezet tot een bestand – een digitale foto. Om een goede foto te maken, moet er net voldoende licht op de beeldsensor terechtkomen. Komt er te weinig licht op de sensor, dan is de foto te donker (we spreken dan van onderbelicht); komt er te veel licht op de sensor, dan is de foto te licht (hij is dan overbelicht). Je moet de camera dus heel precies afstellen opdat de juiste hoeveelheid licht op de sensor terechtkomt. Daarvoor kun je gebruikmaken van drie veranderbare instellingen: het diafragma, de sluitertijd, en de gevoeligheid.

Onderbelicht

Overbelicht

Goed Belicht

Enkele basistechnieken 1. Soorten lenzen 2. Diafragma 3. Sluitersnelheid 4. Gevoeligheid 5. Zone systeem 6. Scherptediepte 7. Photoshop

1. Soorten lenzen Groothoeklens 14mm tot 35 mm (breder) Standaardlens 50 mm (cf menselijk oog) Telelens 80 mm tot 400 mm (smaller)

Groothoeklens

Standaardlens

Telelens

2. Diafragma Het diafragma is een verstelbare opening die binnen in het objectief van een camera zit. Die opening kan groter en kleiner gemaakt worden. Hoe groter de opening, hoe meer licht er doorgelaten wordt. Hoe groot het diafragma is, wordt uitgedrukt met het diafragmagetal. Dat is een cijfer met “f/” ervoor, waarbij het cijfer er normaal gezien eentje is uit deze reeks: 1 - 1,4 - 2 - 2,8 - 4 - 5,6 - 8 - 11 - 16 - 22 - 32

1 - 1,4 - 2 - 2,8 - 4 - 5,6 - 8 - 11 - 16 - 22 - 32 Elk volgend getal in deze reeks betekent een halvering van de hoeveelheid licht. Stel je de camera in op diafragma f/2,8, dan laat het objectief dus half zoveel licht door als met diafragma f/2. Elke stap verder in de reeks is opnieuw een halvering van de hoeveelheid licht, zodat diafragma f/4 nog maar een kwart (de helft van de helft) zoveel licht doorlaat als diafragma f/2. Onthoud dat een klein diafragmagetal staat voor een grote diafragmaopening !! Dat is in het begin erg verwarrend, maar zo is het nu eenmaal.

3. Sluitersnelheid De sluitertijd is de tijdsduur waarin de beeldsensor wordt blootgesteld aan licht. Voor de sensor zit een 'sluiter', een soort gordijntje dat razendsnel opengaat wanneer je een foto maakt. Hoe langer dat gordijntje openblijft, hoe meer licht er op de sensor terechtkomt. Ook de sluitertijd vormt een reeks, uitgedrukt in seconden en vervolgens fracties van seconden: 2 - 1 - 1/2 - 1/4 - 1/8 - 1/15 - 1/30 - 1/60 - 1/125- 1/250 - 1/500 Van links naar rechts in deze reeks betekent elk volgend getal een halvering van de sluitertijd. Bij een sluitertijd van 1/60 valt er bijvoorbeeld maar half zoveel licht op de sensor als bij de sluitertijd 1/30. Ga je nog een stap verder in de reeks, naar 1/125, dan valt er maar een kwart (de helft van de helft) van de hoeveelheid licht op als bij sluitertijd 1/30.

Hoge sluitertijd 1/500

Lage sluitersnelheid 1/30

Diafragma en sluitertijd Wanneer we het diafragma kleiner maker (dus minder licht doorlaten), moeten we de sluitertijd langer maken (dus langer licht doorlaten) om toch exact dezelfde hoeveelheid licht op de sensor te laten vallen. We gaan dus naar rechts in de reeks diafragmagetallen en naar links in de reeks sluitertijden, naar f/11 en 1/30. Het resultaat is een foto met een identieke belichting. Je kunt je het bovenstaande voorstellen als een kraantje waarmee je een emmer moet vullen. Het diafragma is dan hoever je de kraan opendraait, en de sluitertijd is de tijd dat de kraan blijft openstaan. Wanneer je de kraan verder opendraait (groter diafragma), stroomt er meer water door, en is de emmer dus sneller gevuld (kortere sluitertijd). Draai je het kraantje verder dicht (kleiner diafragma), dan moet de kraan langer lopen om de emmer te vullen (langere sluitertijd).

In getallen uitgedrukt: f/2.8 en 1/500 (veel licht en korte tijd) f/3.5 en en 1/250 f/4 en 1/125 f/5,6 en 1/60 f/ 8 en 1/30 f/11 en 1/15 f/16 en 1/8 (weinig licht en lange tijd)

4. Gevoeligheid De derde variabele is de gevoeligheid. Die bepaalt hoeveel licht de sensor nodig heeft voor een correcte belichting. Hoe hoger de gevoeligheid, hoe minder licht er nodig is. De gevoeligheid wordt uitgedrukt in alweer een reeks, dit keer met ISO-waarden. Die verwijzen eigenlijk naar de fotofilm voor analoge camera’s, die je in verschillende 'gevoeligheden' kunt kopen. 100 – 200 – 400 – 800 – 1600 – 3200 Elk volgend getal in deze reeks betekent een verdubbeling van de gevoeligheid. Wanneer je de gevoeligheid verhoogt met één stap, moet er dus maar half zoveel licht op de sensor vallen om dezelfde belichting te houden. Aan ISO 200 heeft de sensor dus genoeg aan de helft van de hoeveelheid licht als bij ISO 100. Aan ISO 400 volstaat een kwart (de helft van de helft) van de hoeveelheid licht bij ISO 100.

Foto aan het strand in de zomer – 100 iso Foto van concert zonder flash – 3200 iso Hoe lager de iso waarde, hoe scherper Hoe hoger de iso waarde, hoe korreliger (digitaal = ruis)

5. Zonesysteem Het zone-systeem is een systematische methode om fotografische afdrukken precies zo te krijgen als de maker voor ogen had. Het systeem is bedacht door de fotograaf Ansel Adams en is gebaseerd op previsualisatie van de afdruk op basis van het waargenomen beeld. Het zonesysteem verdeelt zowel het waargenomen beeld, het negatief als de afdruk in maximaal 10 zones: van detailloos donker oplopend naar detailloos licht. De zones zijn genummerd van 0 tot 9 in Romeinse cijfers en hebben betekenis zoals in onderstaand overzicht.

Zone 0 - maximaal haalbaar zwart van het afdrukmateriaal Zone I – bijna zwart Zone II – net onderscheidbare structuur Zone III – schaduw met structuur Zone IV – gemiddeld donker, schaduwpartijen Zone V – middengrijs, 18% grijskaart ! Zone VI – blanke huid in zonlicht !!! Zone VII – licht met structuur Zone VIII – laatste sporen van structuur Zone IX – maximaal wit van het afdrukmateriaal Zoneverschil = 1 diafragmastop

Ansel Adams

7. Scherptediepte Grote scherptediepte  f/22 klein diafragma Kleine scherptediepte  f/2.8 groot diafragma