Werkwoorden herhaling
Werkwoorden in allerlei vormen… Kleur in elke zin het vakje met de persoonsvorm. Onze vrienden hebben een nieuwe tv gekocht. De volgende ochtend werd de dader urenlang ondervraagd. Wij konden gisteren jammer genoeg niet gaan zwemmen. De gevallen vaas is in duizend stukken gebroken. De vergrote foto moet aan de geschilderde muur hangen. De geschrokken burgemeester probeerde de verhitte gemoederen te sussen.
Kleur in de passende kleur: groen. = pv. in de tegenwoordige tijd rood Kleur in de passende kleur: groen = pv. in de tegenwoordige tijd rood = pv. in de verleden tijd en met klankverandering. blauw = pv. in de verleden tijd zonder klankverandering. En daar verscheen het spook. Eerst hing het in de boom als een stuk wasgoed. Toen kwam het dichterbij. Oene kon zien dat het ogen had, zielige ogen. Het spook was zo klein als een kind van drie jaar. Het fladderde even heen en weer voor het open raam. Toen vloog het naar binnen. Stomverbaas keek Oene toe. Het spook zweefde door de klas. Het bleef voor het zwarte bord hangen. Een echt spook, dacht hij. Daar hoor je bang voor te zijn. Maar Oene vindt hem alleen maar zielig. Toen werd er driftig op het raam getikt. Een man met een baard maakte gebaren.
Duid de persoonsvorm en het onderwerp in de zinnen aan zoals je geleerd hebt. De jongens doorkruisen het bos in allerlei richtingen. Misschien moet je de gevonden fiets aan de politie geven. De boswachter heeft de stropers onmiddellijk weggejaagd. De hond liep blaffend achter zijn baasje aan. Thuis wilde Janne de rest van de avond liever op haar kamer doorbrengen. Amazing!
Noteer de stam van deze werkwoorden. verdwaal rijd begroet stoor versta besteed
bestuurt bestuurde kweekt kweekte vermoord vermoordde zendt zond pleit Noteer de juiste vorm. bestuurt bestuurde kweekt kweekte vermoord vermoordde zendt zond pleit pleitte
geblust beloofd verheugd geposte uitgestapt Geen persoonsvormen. Schrijf correct. Pas de verlengingsregel toe indien nodig! geblust blussen Het vuur werd heel snel . beloven Mijn ouders hebben een nieuw huisdiertje . verheugen Ik was dat je wilde komen. posten De brieven zijn spoorloos verdwenen. uitstappen In het station van Antwerpen ben ik . beloofd verheugd geposte uitgestapt
liet barst houdt verzorgde ontmoetten vindt Verwachtte Kleed Schrijf de juiste vorm. liet laten Vader gisteren een glas vallen. barsten Mijn hoofd van de pijn. houden Mijn zus van dansen. verzorgen De hond is nog niet helemaal hersteld. ontmoeten Wij de kunstenaar vorig weekend. vinden Je broer zijn stickers niet meer. verwachten jij gisteren ook een telefoontje? kleden je onmiddellijk aan! barst houdt verzorgde ontmoetten vindt Verwachtte Kleed
Schrijf de werkwoorden in de tegenwoordige en verleden tijd. beleeft beleefde organiseert organiseerde liegt loog vlucht vluchtte snoeit snoeide vermoeden vermoedden brengen brachten
Schrijf de zinnen in de verleden tijd. Vervang enkel de persoonsvorm. Ik startte de auto. Ik start de auto. Katarina zoekt haar sleutels. De directeur verlaat zijn bureau. De fabriek brandt uit. Het jongentje kruipt onder tafel. Katarina zocht haar sleutels. De directeur verliet zijn bureau. De fabriek brandde uit. Het jongentje kroop onder tafel.
passeert bezeerd gebeurt hechtte brachten sport schudde Schrijf de juiste vorm. passeert passeren De bus voorbij onze school. bezeren Ze heeft zich aan haar knie . gebeuren Er heel veel op onze school. hechten De dokter eergisteren de wonde. brengen Wij gisteren bloemen naar oma. sporten De jeugd van tegenwoordig niet genoeg. schudden Ik aan de boom tot de appel eraf viel. bezeerd gebeurt hechtte brachten sport schudde
Dat heb je goed gedaan! Tot de volgende keer!