Grammar Chapter 4 – G3 Aangeplakte vragen = Question tags.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammar Chapter 4 – G1 What en Which.
Advertisements

Grammatica Unit 2 HD 2.1 t/m 2.7.
1.There’s Tim! Look, he's wearing his new jeans. 2.What are you doing? We are doing our homework. Je gebruikt de present continuous voor iets dat nu aan.
PAST SIMPLE (VERLEDEN TIJD)
Vragend en Ontkennend maken
Grammar Chapter 1-G3 Vragen.
Grammar Chapter 4 – G4 Meervoud.
G 2 The Present Perfect = De Voltooide Tijd (vtt)
Grammar Chapter 2-G1 ‘s en of.
You do remember, don’t you?
Moeten: must, have (got) to, should, should have
donderdag 17 juli 2014 Thursday, 17 July 2014 Those who smoke, will die !!!! Those who don’t smoke……….. RIGHT !! Zij die roken, zullen sterven !!!! Zij.
Grammar Chapter 5 Grammar 1 …self / …selves en each other.
Grammar Chapter 6 G 1 De Passive.
In het Nederlands antwoord je vaak heel kort:
Question Tags unit 6 gr 2.1.
Present simple Unit 1, lesson 1. Jij loopt elke dag naar school. You walk to school every day. Duncan loopt elke dag naar school. Duncan walks to school.
Unit 2 grammar 4.1 wederkerende voornaamwoorden
Everything you need to know for your test in the test week!
RWW unit 6 Passive-de lijdende vorm Vergelijk deze zinnen:
Interrogative sentences
Hulpwerkwoorden can must may etc.
en ‘If-zinnen’ (klik hier als je meteen naar If-zinnen wilt.)
Grammar Chapter 3 – G1 If en When.
Grammar Chapter 6 G 4 Any, every, no + samenstellingen.
Lots of, a lot of, much, many little, few
Grammar Chapter 6 G 3 Some en Any. Some en Any In klas 1 heb je al iets over some en any geleerd, nl dat beide woorden te maken hebben met een onbepaalde.
Grammar Chapter 5 G 3 Voegwoorden.
Grammar Chapter 1 Grammar Chapter 1 Who en What met een voorzetsel.
Grammar Chapter 4 – G2 If + past simple. Je wist al dat je voor het woordje als in het Engels if kunt gebuiken. We gaan hier even mee verder. Het kan.
Woordvolgorde met woorden van tijd
Grammar Chapter 2 – G3 The. Het gebruik van the in combinatie met gebouwen. Het gaat hier om de volgende gebouwen: Het gaat hier om de volgende gebouwen:
Grammar Chapter 3 – G3 One en Ones.
Grammar Chapter 3 – G2 Meervoud. Meervoud Je weet al hoe je woorden in het Engels in het meervoud zet, nl: Je weet al hoe je woorden in het Engels in.
In deze powerpoint vind je basis-grammatica: zaken die je na 3 onderbouwjaren eigenlijk niet onbekend voor mogen komen. Klik op een van onderstaande onderwerpen.
Chapter 3 Hot off the press
Gebiedende wijs 1.Cross Victoria Street. 2.Sit still, please. 3.Read the article on this page. 4.Watch out! Als je tegen iemand wilt zeggen dat hij/zij.
Vragen stellen Vormen van ‘to be’ kunnen de enige werkwoorden in de vraagzin zijn. Ben ik je beste vriend? Am I your best friend?
The Passive Voice de lijdende vorm.
Past Simple Onvoltooid verleden tijd Regelmatige werkwoorden:
Year 1 Grammar 4.1 NL: ik ENG: “I” is overal met een hoofdletter.
Definities: Present Simple en Past Simple
+.
Persoonlijke voornaamwoorden
Question-tags toch? is het niet? nietwaar? hè? is het wel?
MET DANK AAN COLLEGA’S IN DEN LANDE ! vee 2012
A LL R IGHT 1 THV U NIT 5 GRAMMAR 4.1 EN 4.2. M AAK DE VOLGENDE ZINNEN VRAGEND ! I am your best friend. She is at home. We are late. I can help you.
The future  vorm 1: een voorspelling doen  Will + hele ww : I will see you soon  Let op: will + not = won't  Shall + hele ww: Shall I help you? 
Uitleg persoonsvorm (pv)
Jeans Hij draagt een nieuwe spijkerbroek! Ik vind hem leuk! He’s wearing a new jeans! I like it! He’s wearing new jeans. I like them!
Deltion College Engels A1 Gesprekken voeren [Edu/003] thema: A rainy day…. can-do : kan eenvoudige informatie geven over het weer © Anne Beeker Alle rechten.
Nothing Is As It Seems Introduction Lesson. What are we going to do? - We gaan deze periode spreek, luister, lees en schrijflessen in een thema oefenen.
Altijd online!.
De aktieve tijd Nehalennia VMBO 2 M. Jeras.  I sit in the classroom  Of:  I am sitting in the classroom.
Question tags.
Vragende/ontkennende zinnen. 1.Met behulp van to do Betalen wij de rekening? Do we pay the bill? Wij betalen de rekening niet. We do not pay the bill.
Present Simple Tegenwoordige Tijd.  Om aan te geven dat iets nu een gewoonte is. Er zijn een aantal woorden die aangeven dat het om een gewoonte gaat.
All Right 1thv Unit 3 Grammar 4.2 Question tags (aangeplakte vragen)
Allesvoorengels.nl. 1. Wat betekenen aangeplakte vragen? 2. Aangeplakte vragen na am, is, are, can, could, will, have 3. Aangeplakte vragen na andere.
Allesvoorengels.nl. 1. Wat betekenen de werkwoorden (to) be en can? 2. Hoe maak je korte antwoorden met (to) be en can? 3. Oefeningen allesvoorengels.nl.
Grammar – period 2.
De Onvoltooid Verleden Tijd
Past Simple (v.t.) onRegelmatige werkwoorden allesvoorengels.nl.
The past simple Grammar.
Present simple Grammar.
Woordvolgorde in Engelse bevestigende en vragende zinnen.
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
NEW INTERFACE UNIT 2 : GRAMMAR
Past Simple Wat is de Past Simple? Wanneer gebruik je de Past Simple?
Hoe maak je zinnen vragend in het Engels.
Transcript van de presentatie:

Grammar Chapter 4 – G3 Aangeplakte vragen = Question tags

Aangeplakte vragen = question tags DDDDit onderdeel heb je voor het eerst in klas 1 gehad. Misschien weet je nog hoe het ging: JJJJij bent 12, he? = You are 12, aren’t you? HHHHij is ziek, toch? = He is ill, isn’t he? ZZZZij wonen in Frankrijk, he? = They live in France, don’t they? ZZZZij woont ver weg, of niet soms? = She lives far away, doesn’t she? EEEEigenlijk gaat het er om dat je iemand anders vraagt of hij of zij er net zo over denkt als jij. In het nederlands gebruik je de achtervoegsels he, toch, of niet soms etc. AAAAls je naar een Engelse serie kijkt of met Engelsen praat zul je vele voorbeelden hiervan tegenkomen.

BBBBelangrijk is dat je het rijtje van de hulpww nog in je hoofd hebt zitten, want die moet je hier gebruiken. Als je ze niet meer weet zoek je ze terug in Ch1-G3. NNNNu moet je nog even weten hoe je deze question tags in het Engels maakt. Dat gaat volgens een stappen plan: YYYYou are English, … …? JJJJe onderstreept het 1e ww dat je tegenkomt. YYYYou are English, … …? IIIIs dit een hulpww? – are is een hulpww (to be) JJJJe zet het hulpww achter de komma. YYYYou are English, are …? JJJJe kijkt of er not in de 1e helft staat. Als dat niet zo is, plak je not aan het hulpww vast.

YYYYou are English, aren’t …? JJJJe kijkt wat het onderwerp van de 1e helft is = you. JJJJe zet het onderwerp achteraan. YYYYou are English, aren’t you? NNNNog een voorbeeld: YYYYour father is a lorry driver, … …? YYYYour father is a lorry driver, … …? (is = hulpww) YYYYour father is a lorry driver, is …? YYYYour father is a lorry driver, isn’t …? HHHHet onderwerp is your father. Dit vervang je door he. YYYYour father is a lorry driver, isn’t he?

EEEEen ander voorbeeld: YYYYour friends will help you, … …? YYYYour friends will help you, … …? (will = hulpww) YYYYour friends will help you, will …? YYYYour friends will help you, will not =won’t …? YYYYour friends will help you, won’t they? NNNNog eentje: TTTThey can’t do it, … …? (can=hulpww) TTTThey can’t do it, can …? (not in de 1e helft, dus niet in 2e) TTTThey can’t do it, can they?

IIIIets moeilijker kan ook: HHHHet kan zijn dat het eerste ww dat je onderstreept, geen hulpww is. Je kunt dat ww niet zomaar achter de komma zetten. Je moet dan gebruik maken van de vormen van het ww to do (do,does,did). Dit principe ben je ook al tegengekomen bij het maken van vragen! EEEEen voobeeld: JJJJohn watches tv every day, … …? HHHHet eerste ww dat je tegenkomt is watches; dit is geen hulpww, dus die kun je niet achter de komma plaatsen. Je moet nu gebruik maken van do, does (ott) of did (ovt). JJJJij herkent in watches de ott, dus kies je do of does. Het verschil tussen do en does weet je al vanaf klas 1, nl does is voor he, she en it.

JJJJe kijkt naar het onderwerp in de zin. Dit is John, dus he. Je kiest natuurlijk voor does. JJJJohn watches tv every day, does …? EEEEr staat geen not in de 1e helft, dus plak je die achter does. JJJJohn watches tv every day, doesn’t …? HHHHet onderwerp is John. Je vervangt dit door he, en jouw question tag is dus: JJJJohn watches tv every day, doesn’t he? NNNNog een voorbeeld: MMMMy parents talked about it, … …? (talked is geen hulpww) MMMMy parents talked about it, did …? (talked=ovt, dus did) MMMMy parents talked about it, didn’t …? MMMMy parents talked about it, didn’t they?

HHHHet is belangrijk dat je je onregelmatige ww kent. Pas dan kun je de tijd van zo’n ww herkennen en kun je de juiste question tag toevoegen. Een voorbeeld: MMMMy fellow pupils slept late last night, … …? (slept=ovt) MMMMy fellow pupils slept late last night, didn’t they? HHHHe thought he was right, … …? (thought = ovt) HHHHe thought he was right, didn’t he? AAAAls je nog meer voorbeelden wilt zien, kijk dan op blz 174, 175 TB.

Opdrachten ZZZZoek een Engelse tekst/teksten waarin je voorbeelden van dit grammatica onderdeel terug vindt. OOOOnderstreep minstens 5 zinnen waarin een question tag met een hulpww voorkomt, en 5 zinnen waarin een question tag voorkomt zonder een hulpww (dit wordt een zelfstandig ww genoemd). BBBBewaar deze tekst (en) in je portfolio. MMMMaak opdracht G3 op blz 104 WB.