Spelling.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Spelling en Schrijven en formuleren hoofdstuk 1,2&3
Advertisements

Overige spellingregels
Herhaling van hoofdstuk
naamwoordelijk gezegde
Werkwoordspelling Volg de weg!.
Taaloefeningen.
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
Werkwoordspelling Hoe ging het ook alweer?.
KOMMAGEBRUIK.
Wat gaan we doen vandaag?
Het hele werkwoord.
Het Voltooid Deelwoord
Voltooid deelwoord.
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
WERKWOORDSPELLING Hoe doe je dat ?.
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
Brugklas Werkwoordspelling.
Vandaag gaan we werken aan spelling.
Taaloefeningen.
WERKWOORDSPELLING Met dit overzicht vind je uit hoe je de werkwoordsvorm moet schrijven. Dit is de knop om te beginnen.
Het voltooid deelwoord
2. Grammatica en spelling
Spelling werkwoorden Denk – dacht schets - schetste Ontwerp – ontwierp
Overige spellingsregels
Overige spellingsregels
Hoe gebruik ik -d & -t? Leren en oefenen Maar eerst…….
Spelling Blok 1 t/m Kader 3.
Is ‘t kofschip gezonken…?
Werkwoordspelling -d of –t?
Samengestelde zin + Tussenletters in samenstellingen.
TAAL BIJ TOETSEN Extra uitleg bij een aantal lastige kwesties.
Grammatica zinsdelen H1 t/m H6
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd. Stam zoeken (infinitief –en) PersoonVormPersoon Ik …Stam Je/JijStam + t StamJe Hij/zij/hetStam + t Wij/jullie/zijStam.
Wat is de infinitief? Van Dale: de onverbogen vorm van het werkwoord
Werkwoordsvormen. Spoorboekje 1)Wat weet je al? 2)Oefening werkwoordsvormen 3)Bespreken 4)Zelfstandig aan het werk Wat gaan we leren? - Je kunt werkwoordsvormen.
S/K/L 1.7 INTERVIEWEN. ONDERWERPREGEL Ik OF je/jij achter de pv stam Iets andersStam+t meervoudHele werkwoord ONDERWERPREGEL enkelvoudStam+-te/-de meervoudStam+-ten/-den.
Hoofdstuk 2 Spelling Hoofdletters. Een zin begint met een hoofdletter. Let op! -Begint de zin met een afkorting of verkort woord dan krijgt het eerste.
SPELLING BIJVOEGLIJK GEBRUIKT DEELWOORD HOOFDLETTERGEBRUIK.
KOPPELTEKEN TREMA EN APOSTROF NA-APEN REÜNIE `S AVONDS,
Hoofdstuk 6 Spelling Voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord.
Briant College Spelling Engelse werkwoorden en Leenwoorden.
SPELLING BLOK Uitleg en voorbeelden Basis leerjaar 4.
Cursus werkwoordspelling Goed spellen? Kwestie van regels.
Cursus werkwoordspelling Goed spellen? Kwestie van regels.
Werkwoorden vervoegen
Uitleg en voorbeelden Basis leerjaar 4
Werkwoordspelling.
Spellingregels G1.
Onvoltooid deelwoord/bijvoeglijk gebruikt deelwoord
Woordbenoemen Groep 6 en 7.
Werkwoorden Hele werkwoord: wij-vorm tegenwoordige tijd Stam: ik-vorm tegenwoordige tijd Persoonsvorm: Belangrijkste werkwoord in de zin.
Werkwoordspelling. Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat, kun je kiezen uit drie vormen: 1 = ik-vorm.
Regels en uitzonderingen
Lesplanning Eerste 5 minuten: maak de opdracht die je op papier gekregen hebt (leestekens invullen) Daarna: theorie en opdracht bespreken Opdrachten maken.
De tussenklank in samenstellingen
Hoofdletters en leestekens
Stappenplan werkwoordspelling
Hoofdletters en leestekens
Grammatica zinsdelen Redekundig ontleden.
Aan elkaar of los? Schrijven zonder fouten
Spelling Niveau 4.
Spelling Niveau 4.
Spelling.
Spelling Niveau 4.
Bijvoeglijk gebruikt deelwoord hoofdlettergebruik
Stappenplan werkwoordspelling
Hoofdstuk 5 Taalverzorging
Hoofdstuk 4 Taalverzorging
Transcript van de presentatie:

spelling

Werkwoordspelling Stap 1 Maak onderscheid tussen: Persoonsvorm Voltooid deelwoord Infinitief http://youtu.be/VZt5A-QKimA (kort) http://youtu.be/EqYu-gIFuRU (lang)

Werkwoordspelling Persoonsvorm Je vindt een persoonsvorm door de tijd van de zin te veranderen: De werkwoorden die veranderen, zijn persoonsvormen Voorbeeld: Ik koop een boek Ik kocht een boek

Werkwoordspelling Voltooid deelwoord (vd) Kenmerken: Begint met het voorvoegsel -ge Heeft een hulpwerkwoord naast zich Het hulpwerkwoord is een vorm van hebben, zijn of worden Pas op: sommige werkwoorden krijgen geen –ge Bijvoorbeeld: werkwoorden die beginnen met -ont, -be, her, Zoals ontmoeten, behalen en herhalen Tip: Vervang het door een werkwoord dat wel met –ge begint

Werkwoordspelling Oefening: herkennen pv, voltooid deelwoord en infinitief 1. Wij zullen volgende week onze boeken ontvangen. 2. Wij hebben vorige week onze boeken ontvangen. 3. Wij ontvangen deze week onze boeken. 4. Over zes jaar behalen we ons diploma. 5. Wij zouden ons diploma moeten behalen. 6. Wij zouden ons diploma graag behaald hebben.

Werkwoordspelling Infinitief De infinitief is het hele werkwoord, ook wel woordenboekvorm genoemd. Niet moeilijk: schrijf de woordenboekvorm

Werkwoordspelling Stap 2 Regels voor de Pv Tegenwoordige tijd E 1 ik loop stam 2 jij loopt stam +t Pas op: loop jij 3 hij loopt stam +t M 1 wij lopen stam +en 2 jullie lopen stam +en 3 zij lopen stam +en

Werkwoordspelling Stap 3 Regels voor de Pv Verleden tijd (van zwakke werkwoorden) E 1 Ik hoor de fiets te stam +de/te 2 Jij hoor de fiets te stam +de/te 3 Hij hoor de fiets te stam +de/te M 1 Wij hoor den fiets ten stam +den/ten 2 Jullie hoor den fiets ten stam +den/ten 3 Zij hoor den fiets ten stam +den/ten

Werkwoordspelling Stap 4 Regels voor het voltooid deelwoord (vd) Het vd eindigt bij sterke werkwoorden op: -en geslagen Het vd eindigt bij zwakke werkwoorden op: -d gebouwd Of Dus nooit op dt! -t gefietst Welke van de twee? Luister naar de verleden tijd of gebruik de regel van ‘T SeXy FoKSCHaaP www.youtube.com/watch?v=NS4Ud2t8Vks

Werkwoordspelling Stap 5 Regels voor het voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord Bij het vd op –en schrijf het vd: een gesloten boek Bij het vd op –d of –t schrijf het vd + -e: gebrande koffie Pas op: geredde kinderen en niet: gerede kinderen Pas op: vergrote foto’s en niet: vergroote foto’s (net als rode kool en niet: roode kool)

Werkwoordspelling Stap 6 Regels voor de infinitivus/infinitief/het hele werkwoord Schrijf de woordenboekvorm=hele werkwoord=inf Lopen, fietsen, klagen, Veranderen, Aanpassen

Werkwoordspelling Stap 7 Regels voor de infinitief als bijvoeglijk naamwoord Schrijf te + infinitief De te verwachten drukte Een te zingen liedje

Werkwoordspelling Sterke, zwakke en onregelmatige werkwoorden Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd en eindigen op –en in het vd Roepen ik riep ik heb geroepen Slaan ik sloeg ik heb geslagen

Werkwoordspelling Zwakke werkwoorden eindigen op –de of –te in de verleden tijd en op –d of –t in het vd Bouwen ik bouwde ik heb gebouwd Fietsen ik fietste ik heb gefietst Hoor je een d in de verleden tijd, schrijf ook een d in het vd Hoor je een t in de verleden tijd, schrijf dan een t in het vd

Werkwoordspelling Onregelmatige werkwoorden hebben vaak iets van een zwak en van een sterk werkwoord Bakken ik bakte ik heb gebakken Of ze hebben geen regels, leer ze dan van buiten Zijn ik was ik ben geweest http://www.cambiumned.nl/oefenen/spelling/werkwoordspelling/

Overige spelling: Hoofdletters Je gebruikt een hoofdletter in de volgende gevallen: Aan het begin van de zin Bij allerhande namen: van personen, instellingen, merken, historische gebeurtenissen, straten, hemellichamen, gebouwen, Feestdagen, titels van boeken/films en aardrijkskundige namen http://youtu.be/BKVOtLDzrHI

Overige spelling: Meervoudsvorming Er zijn drie meervoudsvormen: vaste s, ‘s en –en Je schrijft een vaste s als er geen uitspraakproblemen ontstaan. En bij Franse leenwoorden: logés Je schrijft ‘s om uitspraakproblemen te voorkomen Bij afkortingen: cfk’s Bij helder uitgesproken klinkers: radio’s Je schrijft –en vast aan het woord: stoelen http://youtu.be/D-aGui502CU

Overige spelling: Meervoudsvorming Moeilijke gevallen: Klinkerweglating: broden Medeklinkerverdubbeling: klokken Bij woorden op –ik, -et, es, als de klemtoon daar niet ligt: gemeneriken, lemmeten, dreumesen

Overige spelling: Meervoudsvorming Bij twee meervoudsvormen: zonen/zoons Bij vreemde woorden: datums, data Bij de uitgang –ie: let op de klemtoon: theorieën, poriën (extra –e bij klemtoon op laatste lettergreep) Bij de uitgang –ee: zeeën

Overige spelling: Tussen -s Je schrijft een –s in samenstellingen als je hem hoort: Dorpsplein, dus ook dorpsschool http://youtu.be/GBwTG1IdVO4

Overige spelling: Tussen –n/-en Je schrijft –n als het 1e deel van het woord een zelfstandig naamwoord is met een meervoud op –en: Bramenjam maar aspergesoep. http://youtu.be/ClZ8kUaUWj0

Overige spelling: Tussen –n/-en Je schrijft alleen een –e in de volgende gevallen: Als het 1e deel van het woord een meervoud heeft op –s: Horlogewinkel Bij twee meervouden: groentes en groenten Als het 1e deel geen meervoud heeft: rijst …

Overige spelling: Tussen –n/-en Als het 1e deel iets unieks is: zonneschijn Als het 1e deel een versterking is: beregoed Als het 1e deel geen zn is: armelui Als er geen sprake is van samenstelling: klerezooi

Overige spelling: los of aan elkaar Je schrijft woorden aan elkaar in de volgende gevallen: Samenstellingen: langeafstandloper Getallen tot twintig en honderdtallen: negentien Voornaamwoordelijke bijwoorden : erdoor Speciale gevallen: te kort (bn), maar tekort (zn) http://youtu.be/43PPKimD3yg

Overige spelling: liggend streepje Je schrijft een liggend streepje als je wilt Koppelen Afbreken Weglaten http://youtu.be/F_HDtaMzPsE

Overige spelling: liggend streepje: koppelen Je schrijft het koppelteken bij: Uitspraakproblemen: koffie-uurtje Namen van getrouwde vrouwen: mevr. Smit-Kroes Hoofdletters: oer-Hollands Combinaties van titels en beroepen: chef-kok Aardrijkskundige namen: Zuid-Frankrijk Bij samenstellingen met Sint of St.: Sint-Pieter

Overige spelling: liggend streepje afbreekteken Je schrijft het afbreekteken aan het einde van een regel tussen twee lettergrepen. Beter is helemaal niet af te breken.

Overige spelling: liggend streepje: weglaten Je schrijft het weglatingsteken op de plaats waar je iets weglaat: dat moet wel een woorddeel zijn: Dus: im- en export Maar: hoge en lage lonen

Overige spelling: het trema Je schrijft een trema (ë) om uitspraakproblemen te voorkomen: beëindigd. Je zet het teken altijd op de letter waarmee een nieuwe lettergreep begint. Pas op: als het gaat om twee woorden, die ook los bestaan, dan schrijf je een koppelteken: zo-even http://youtu.be/FoL2CI2fZL4

Overige spelling: de apostrof De apostrof is een hoge komma (‘) . Je gebruikt hem in de volgende gevallen: Bij weglaten van letters: ‘s morgens Bij voorkomen verkeerde uitspraak: radio’s Bij weglaten bezits-s: Frits’ boek Bij verkleinwoorden op –y: baby’tje http://youtu.be/FiabJhM1nDo

Overige spelling: -e of -n Bij woorden als sommige/n schrijf je soms een –e en soms een –n: Je schrijft alleen een –e: Bij bijvoeglijk gebruik: vele honden Als het woord niet op personen wijst: vele knorden http://youtu.be/cECgJzxBYOI

Overige spelling: -e of -n Je schrijft een –n : Bij zelfstandig gebruik, als er personen worden bedoeld: velen speelden in een orkest Pas op: als de personen al genoemd zijn in de zin, schrijf je een –e Je schrijft – en: Bij zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden: Doven en slechthorenden

Overige spelling: leestekens: komma Je schrijft een komma Als pauzeteken Voor een aanspreking Tussen delen van een opsomming Tussen twee pv’s Om een bijstelling Voor een voegwoord http://youtu.be/ywLOStVAFu8

Overige spelling: leestekens: punt Je schrijft een punt Aan het einde van de zin Na of in afk. Pas op: Niet bij maten, gewichten en scheikundige afk. Niet bij schooltypen: vwo

Overige spelling: leestekens: puntkomma Je schrijft de puntkomma Tussen twee hoofdzinnen die iets meer band hebben In langere opsommingen Tip: Zo min mogelijk gebruiken

Overige spelling: leestekens: dubbele punt Je gebruikt de dubbele punt Bij de directe rede Voor opsommingen Voor een verklaring Let op: je gaat altijd door met een kleine letter, behalve bij de directe rede. Jan zei: “Cool”.

Overige spelling: leestekens: aanhalingstekens Je gebruikt ze: Bij de directe rede Bij bijzondere gevallen (ironie)

Overige spelling: leestekens: Vraagteken Je schrijft een vraagteken Na een directe vraag Pas op: na een indirecte vraag volgt geen vraagteken Jan vroeg of ik ook kwam.

Overige spelling: leestekens: uitroepteken Je gebruikt een uitroepteken Natuurlijk als iemand iets roept Of Bij een bevel of waarschuwing

Overige spelling: leestekens: haakjes Je kunt de haakjes schrijven bij: Verklarende toevoegingen Tip: zo min mogelijk gebruiken

Overige spelling: leestekens: beletselteken: … Het beletselteken … geeft aan: Dat een gedachte moet worden afgemaakt Dat er een lange rust volgt Dat een citaat onvolledig is Eindtoets: http://youtu.be/2zA0A9nWTXc