Chapter 2 How stuff works Grammar Stepping Stones 3gt

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammar Chapter 4 – G3 Aangeplakte vragen = Question tags.
Advertisements

Grammatica Unit 2 HD 2.1 t/m 2.7.
1.There’s Tim! Look, he's wearing his new jeans. 2.What are you doing? We are doing our homework. Je gebruikt de present continuous voor iets dat nu aan.
Past Simple – Past Continuous
donderdag 17 juli 2014 Thursday, 17 July 2014 Those who smoke, will die !!!! Those who don’t smoke……….. RIGHT !! Zij die roken, zullen sterven !!!! Zij.
Grammar Chapter 5 Grammar 1 …self / …selves en each other.
Tel de zwarte stippen!. Tel de zwarte stippen!
Instructie grammatica
Unit 2 grammar 4.1 wederkerende voornaamwoorden
between en among  between betekent tussen twee:  I was sitting between Pete and Rob  among betekent tussen meer dan twee:  I was among friends.
I wanna grow old with you Music: Westlife Another day Without your smile Another day just passes by But now I know How much it means For you to stay.
Grammar Chapter 6 G 4 Any, every, no + samenstellingen.
Simple en continuous tenses Met of zonder –ing. Alle tijden kun je in het Engels met of zonder –ing-form maken: I sleep… I slept… I had slept… I will sleep…
Meervouden one car – four cars one schoolbag – two schoolbags
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Chapter 3 Hot off the press
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Vragen met have en have got (= hebben)
Gebiedende wijs 1.Cross Victoria Street. 2.Sit still, please. 3.Read the article on this page. 4.Watch out! Als je tegen iemand wilt zeggen dat hij/zij.
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Ontkenningen met to be Een ontkenning betekent dat iets niet zo is. Iam not/ ‘m notfond of homework. Youare not/ aren’tfunny. My fatheris not/isn’tat home.
Een andere soort verleden tijd...
Past Simple Onvoltooid verleden tijd Regelmatige werkwoorden:
Grammar 4.2 Will, shall & to be going to
The future  vorm 1: een voorspelling doen  Will + hele ww : I will see you soon  Let op: will + not = won't  Shall + hele ww: Shall I help you? 
Tienerdienst 29 mei 2005 GOAL !!! Thema:.
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Allesvoorengels.nl. 1. Hoe maak je vragen in de Past Simple? 2. Oefeningen 3. Samenvatting allesvoorengels.nl.
Grammar Chapter 3 Part 2 – Relative pronouns. Some examples The man in the middle who is reading a newspaper is my father. The man in the middle that.
Present Continuous Deel 1: Functie & Vorm
Present Simple Tegenwoordige Tijd.  Om aan te geven dat iets nu een gewoonte is. Er zijn een aantal woorden die aangeven dat het om een gewoonte gaat.
The Future Hoe spreek je over toekomstige activiteiten in het Engels?
Future met will Gebruik je om te zeggen dat iets in de toekomst zal gaan gebeuren. Je gebruikt will als je voorspellingen doet zonder dat je daar bewijs.
Present Simple >< Present Continuous
Allesvoorengels.nl. 1. Wat betekenen aangeplakte vragen? 2. Aangeplakte vragen na am, is, are, can, could, will, have 3. Aangeplakte vragen na andere.
02_05_2009 mama dank je voor wie ik ben dank je voor alle dingen die ik niet ben vergeef me voor de onuitgesproken woorden en voor de keren.
Salt & Light Zout & Licht
ABILITY = IN STAAT ZIJN.
Chapter 4 Going out Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Simple en continuous tenses
Woordvolgorde in Engelse bevestigende en vragende zinnen.
Chapter 4 Going out Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Chapter 4 Going out Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Past Continuous Deel 1: Functie & Vorm
Vragen in de Present Simple (t.t.)
Today: Chapter 2 Discuss SO 2 What to study for your test?
Als ik kon zijn waar jij bent If I could be where you are
Als ik kon zijn waar jij bent If I could be where you are
Hulpwerkwoorden Hoofdwerkwoorden vs hulpwerkwoorden
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Chapter 1 Body and mind Grammar Stepping Stones 3gt
Tel de zwarte stippen!. Tel de zwarte stippen!
Unit 2: LESSON 2 practicing the grammar: betrekkelijke voornaamwoorden
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
NEW INTERFACE UNIT 2 : GRAMMAR
English 23 April 2018.
Chapter 3 Who dares? Grammar Stepping Stones 3 havo
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Chapter 2 What’s up? Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Chapter 3 Hot off the press
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Tel de zwarte stippen!. Tel de zwarte stippen!
Chapter 2 What’s up? Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Who/which voornaamwoorden
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Voltooid tegenwoordige tijd
Transcript van de presentatie:

Chapter 2 How stuff works Grammar Stepping Stones 3gt

voorzetsels van plaats en tijd at betekent bij •I will meet you at the shop. beside betekent naast • Justin sits beside his sister. behind betekent achter • She is hiding behind a tree. in front of betekent voor • The bus stops right in front of our house. next to betekent naast en heeft dezelfde betekenis als beside. • I’ve put the bed next to the window.

between betekent tussen en gebruik je als je het hebt over twee dingen of mensen. • John sat between Carla and Paul. above betekent boven. • The water came above our knees. under betekent onder • The water flows under the bridge. against betekent tegen(aan). • John was leaning against the wall.

among betekent onder, tussen, temidden van, en gebruik je als je over mensen en dingen als een groep praat. • A house among the trees. • They talked among themselves while they waited. in the middle of betekent in het midden van • I have a pain in the middle of my back. for betekent voor en gebruik je als je hebt over tijdsduur. • You can keep the pie in the fridge for three days.

Now show what you know. (kies het juiste voorzetsel) 1 Now show what you know! (kies het juiste voorzetsel) 1. Who’s the girl standing behind / between Tom? 2. They stood for / among the crowd watching the tennis match. 3. We could meet at / against my office. 4. The plane was flying above / in front of the clouds. 5. I fell asleep with my laptop in the middle of / next to me. 6. It was raining very hard. We sheltered under / beside a tree.