English 23 April 2018
What are we going to do today? What did we do last week? What do you have to study for the test? ‘proeftoets’ finish Taalblokken online and study for the test What did we do last week?
At the end of this class you can: Explain what sequence words are and give examples. Explain what antonyms are and give examples. Use the degrees of comparison. Explain when you use the Present perfect and past simple. We’re going to check this at the end of the class
What do you have to study for the test? All the sentences from chapter 5 + 6 Sequence words (signaalwoorden) Antonyms (tegenovergestelde) Degrees of comparison Present perfect and past simple Word order Writing assignment
Sequence words To keep your story organized you have to use sequence words. Examples of sequence words: first, second, next, last, after, before, finally, today, yesterday, meanwhile, later, then, next week, last night, this afternoon, by the time, in the meantime. Without sequence words you don’t know in which order things happened. For example: We looked in my room. We searched Tom’s room. We found our ball in the backyard. With sequence words: First, we looked in my room. Then, we searched Tom’s room. We finally found the ball in the backyard. Tip: bestudeer opdracht 4 op blz. 163.
Antonyms
Degrees of Comparison Vergelijkende trap. Hiermee geef je in een vergelijking aan dat het ene woord meer … is dan het andere woord. Je kunt hier ook mee aangeven dat iets het meest … is. Bijvoorbeeld: scary – scarier – scariest of: beautiful – more beautiful – most beautiful. Uitzonderingen: good – better - best, bad – worse – worst.
Past simple De past simple gebruik je voor iets wat in het verleden gebeurt is maar ook in het verleden afgelopen is. Bijv: I slept all morning. Of: I painted a picture.
Present perfect De present perfect gebruik je als iets in het verleden gebeurt is maar nog steeds iets te maken heeft met het nu. Bijv: They have been married for 6 years. Ze zijn 6 jaar terug getrouwd en nu nog steeds. Ook als iets in het verleden gebeurt is en je het resultaat nu nog ziet gebruik je de present perfect. He has painted the house. Hij heeft eerder al het huis geverfd maar je ziet het resultaat nog steeds.
Word Order Denk hieraan: wie, doet, wat, waar (of wie), wanneer. Denk goed om de plaats en tijd in de zin! Patat voor Toetje! (plaats voor tijd). In London/ shopping/ Jane/ went/ last year Jane went shopping in London last year.
Writing Assignment Aan het einde van de toets zit er een schrijfopdracht. Kijk naar opdracht 7 op blz. 187. Tip: kijk ook naar de assignment op blz. 188.
What’s next? You can find a link to the ‘proeftoets’ on my website. Finish chapter 5 and 6 online! Study for the test!
Now (at the end of this class) you can: Explain what sequence words are and give examples. Explain what antonyms are and give examples. Use the degrees of comparison. Explain when you use the Present perfect and past simple. See you tomorrow