Inleiding geneesmiddelenkennis
Begrippen 1 Farmaca / farmaceutische industrie UR / OTC Medicijnen / bedrijf waar dit gemaakt wordt UR / OTC Uitsluitend recept Over the counter, zo in de winkel te krijgen FTO / formularium Farmaco-therapeutisch overleg Afspraken over welk medicijn wanneer
Waarvoor is het gebruik? Causaal Bestrijden oorzaak » antibacterieel Symptomatisch Bestrijden van de verschijnselen » koorts bij griep Als substitutie In plaats van » insuline bij DM Preventief Ter voorkoming van » griepvaccinatie Diagnostisch Ter vaststelling van de aard van de ziekte » laxeermiddel
Hoe wordt het toegediend? Lokaal Direct op de plaats van werking Huid [zalf, creme] / slijmvlies [druppels / spray] Longen [inhalatie] Systemisch Via de bloedbaan naar plaats van werking Oraal = via de mond = per os Rectaal = via rectum = zetpil Parenteraal = injectie of infuus = direct in bloedbaan
Hoe gaat het weer weg? Stof hoort niet in lichaam thuis Stof wordt herkend als ‘gif’ Lever zet om in afbraakproducten Afbraakproducten komen in bloedbaan Uitscheiding via nieren Goede lever- en nierfunctie noodzakelijk
Begrippen over farmaca Indicatie / contra-indicatie Reden om voor te schrijven Reden om niet voor te schrijven Interactie Invloed van een medicijn op het andere Normdosering Onder- / bovengrens van optimale werkzaamheid Therapietrouw (compliance = inwilligen/nakomen) Nakomen van de voorschriften van gebruik
Vervolg begrippen farmaca Placebo-effect Niet het middel zelf maar het geloof erin werkt Vertrouwen in degene die voorschrijft Teratogeen Schadelijk voor de vrucht Tijdens zwangerschap liefst geen geneesmiddel Altijd in overleg met arts Lactatie Borstvoeding Medicijn kan in moedermelk terecht komen Alleen medicijnen i.o.m. arts
Vervolg begrippen farmaca Bloedspiegel Concentratie in het bloed Halfwaardetijd (t ½) halveringstijd Tijd waarin de concentratie in het bloed halveert T ½ is constant Intoxicatie Overdosering met vergiftigingsverschijnselen Bij slecht uitscheiden van medicatie (lever en nieren!)
Vervolg begrippen farmaca Verslaving Emotionele afhankelijkheid Lichamelijke afhankelijkheid Onthoudings- abstinentieverschijnselen Gewenning Steeds meer om hetzelfde resultaat te bereiken Voorb. Kalmeringsmiddelen Opiumwet Extra regels voor/eisen aan receptuur
Vervolg begrippen farmaca Therapeutische breedte Verschil in concentratie waarbij middel werkzaam is / middel giftig wordt Hoe groter de breedte hoe minder kans op intoxicatie CFH-advies (commissie farmaceutische hulp) Rode letters! Niet of zelden gebruiken Bijwerking Onbedoelde en veelal ongewenste effecten
Bijwerkingen Kans op bijwerkingen neemt toe Hoge dosering Ouderen / kinderen / slechte lich. conditie Zwangeren Misselijkheid, hoofdpijn, buikpijn, diaree, duizelig, droge mond, branderige ogen, hoest, suf, down, sexuele problemen, etc.
Overgevoeligheid Allergie Beenmergonderdrukking Allergisch geworden: gesensibiliseerd Bij volgende inname sterkere reactie Anafylactische shock (injectie): extreme bloeddrukverlaging Beenmergonderdrukking Agranulocytose (tekort witte bloedcellen) Trombopenie (tekort bloedplaatjes)
WEES ALTIJD ALERT: BIJNA ALLES KAN EEN BIJWERKING VAN EEN GENEESMIDDEL ZIJN