Argumenteren en betogen II

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Redekundig ontleden Over waarom, wat en hoe....
Advertisements

Simulatie in de filosofie Moes Wagenaar Mieke Boon, Peter-Paul Verbeek Anton Nijholt WWTS colloquium 26 augustus 2008 UT Enschede.
Jezus vol liefde, U wilt ons leiden. Wij prijzen U als onze Heer
“Een reis naar Licht”.
Extra ondersteuning voor leesvaardigheid
Beroepsvaardigheden onderdeel van SBC
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
'Om mijn oud woonhuis peppels staan'
Zakelijk lezen Nederlands.
Zoek de zwarte stip. Propedeuse 07/08 Cultuur & Media College 5 the western als spiegel van het collectief gemoed The Good, the Bad and the Invisible.
Zingen Vers 1 (Groep 1) Zoek eerst het koninkrijk van God
Gemaakt door Mila en Luuk
Three steps to success Foutloos zinnen vertalen in drie stappen
Hoofdstuk 4 Argumentatieleer
ANW - inductie & deductie
Argumentatiestructuren
Vorige keer Standaardfouten bij het formuleren Dubbelopfouten.
Opdracht 1 beeldcultuur
Wat gaan we doen vandaag?
Verkeerde verwijswoorden
Hoofdstuk 2 Grammatica zinsdelen
Paragraaf drie en vier: incongruentie en dat/als constructie
Paragraaf twee: verkeerde verwijswoorden
Ruimte voor de Rivier Hoofd en deelvragen.
Zoeken naar Constructies Jan Odijk DRONGO Taalfestival Utrecht,
Kritisch denken. Naam: Simon Burgers Functie: docent communicatie / docent onderzoeksvaardigheden Instelling: De Haagse Hogeschool Auteur van boekje voor.
GEZICHTSBEDROG Probeer alle figuren hierna zo goed mogelijk te bekijken en geef mogelijke verklaringen.
Grammatica zinsdelen H1 t/m H6
Goed of Fout Jan Odijk & Gertjan van Noord CLARIAH-middag Amersfoort,
Grammatica woordsoorten H1 t/m H6
SCHRIJVEN 1.5 DE UITEENZETTING LASTIGE WOORDPAREN.
Hoofdstuk 5 Grammatica zinsdelen Meewerkend voorwerp.
LES 3 LESMODULE LAAGGELETTERDHEID
Hoofdstuk 4 Grammatica zinsdelen
Argumenteren en betogen II
Argumenteren en betogen II
Argumenteren en betogen II
Leren leren; zaakvakken (ak/gs)
Meest voorkomende vragen bij examenteksten.
Teksten zoeken en vinden
Hoofdstuk 4 Grammatica woordsoorten
Argumenteren en betogen II
Kies een boek en laat horen welke letters je al kent.
Meest voorkomende vragen bij examenteksten.
Hoofdstuk 2 Grammatica zinsdelen
Hoofdstuk 1 Grammatica zinsdelen
Taal en woordenschat h3 Werkwoorden met vaste voorzetsels
Argumenteren en betogen II
Mol en beer.
Cursus 1.3 Reis door de tijd Klas 1 KGT Lesweek 3
Naamvallen met het bepaald lidwoord
Verwijswoorden.
Verwijswoorden.
Hoofdstuk 1 Meningen en argumenten
Dicteewoorden Papegaai Puberteit Cappuccino Toentertijd
Naamvallen en het onbepaald lidwoord
Betogende teksten Hoe herken ik de standpunten en argumenten in een betogende kijk-/luistertekst en hoe kan ik de kwaliteit van argumenten beoordelen?
Schrijven 4.3 Formuleren en stijl 1.1
Ken je Bedrijf?! Quiz Instructie voor de quizmaster en zijn/haar assistent: Neem vooraf de vragen door, plus de antwoorden die je onder iedere sheet in.
Argumentatie Stelling of mening onderbouwen
Hoe maak ik een goede samenvatting?
De dwaasheid van het kruis
Argumenteren en betogen II
Beste vriend(in) Muziek : Francis Goya “Blue Moon”
Ieder is anders. Woordenschat 2..
Pak je boeken! Paragraaf 3.4!
Retorische analyse.
Proeftoets Kruiswoordpuzzel.
Hoofdstuk 2 Taalverzorging
Teksten zoeken en vinden
Transcript van de presentatie:

Argumenteren en betogen II Nederlands deeltijd jaar 2 | Gerbrich de Jong en Henk Wolf | college 2 Argumenteren en betogen II

Collegedoelen Na dit college kun je vier argumentatiestructuren herkennen: inductie, deductie, abductie en analogie

Drie retorische middelen (I/II) Ethos ethos: zedelijke houding of karakter geloofwaardigheid Pathos pathos: lijden, emotie speelt op de emoties in Logos logos: woord, rede logisch en goed gestructureerd

Deductie (III) Als de aannames kloppen, moet de conclusie wel juist zijn. Is de conclusie onjuist, dan klopt één van de aannames niet. Deductieve argumentaties zijn kloppend of niet kloppend. Er zit niets tussenin.

Deductie (voorbeeld) Alle mensen zijn sterfelijk. Mulisch is een mens. Dus: Mulisch is sterfelijk. Mulisch: “Ik doodgaan? Dat moet eerst nog maar bewezen worden.” (Mulisch trekt de aanname in twijfel.)

Inductie (IV) Tot nu toe iedere keer als ik langs die hond liep, beet hij me niet. Dat zal dan de volgende keer ook niet zo zijn. Een inductieve argumentatie wordt gebruikt om een conclusie aannemelijk te maken. Een inductieve argumentatie is niet waar of niet waar, maar sterk of zwak (door haar mate van waarschijnlijkheid).

Abductie (V) Betrouwbaarheid van bronnen: Koning Willy Abductie is zwakker dan deductie en inductie De meest waarschijnlijke verklaring is de juiste (maar er zijn andere verklaringen mogelijk)

Deductie/abductie Deductie: Als het regent, zijn de stenen nat (als p, dan q) Het regent (p) Dus de stenen zijn nat (dus q) Abductie: De stenen zijn nat (q) Als het regent, zijn de stenen nat (als p, dan q) Het heeft geregend (dus p) (De meest aannemelijke verklaring zoeken)

Analogie Je leidt regels af van een vergelijkbaar geval Jan heeft griep. Piet heeft griep. Jan moet naar de dokter voor griep, dus Piet moet naar de dokter voor griep. (Sterke of zwakke analogie?)

Analogie (voorbeeld) (VI) Spullen wegdoen is ontspullen, dus dan zal ontberen wel betekenen dat je beren wegdoet. Wat betekent ontbijten dan? Zwakke of sterke analogie?

Deductie en inductie in het onderwijs Bekijk de onderstaande zinnen: Ik geef hun een boek. Ik geef het boek aan hen. Ik zie hen lezen. Wanneer gebruiken we ‘hun’ en wanneer ‘hen’? ‘Hen’ gebruiken we als lijdend voorwerp en na een voorzetsel. ‘Hun’ gebruiken we als meewerkend voorwerp. Vul nu de juiste vorm in. Ik geef …. een boek. Ik geef het boek aan ..... . Ik zie .... lezen.

Volgende week Drogredenen (hoofdstuk 3)