13. Overheidsfinanciën en overheidsschuld
1. Overheid en overheidsbegroting overheid = federale overheid + sociale zekerheid + gewesten + gemeenschappen + provincies + gemeenten overheidsbegroting = raming van de ontvangsten en uitgaven van de overheid voor een jaar totale ontvangsten - totale uitgaven totale uitgaven, behalve de interestlasten = netto te financieren saldo financieringssaldo primair saldo + aflossingen overheidsschuld bruto te financieren saldo
België:
2. De ontvangsten van de overheid Fiscale ontvangsten = belastingen = overheidsheffingen ter financiering v/d collectieve goederen directe = geheven op inkomsten uit arbeid en vermogen bijv. bedrijfsvoorheffing – roerende voorheffing – onroerende voorheffing – vennootschapsbelasting indirecte = geheven op transacties bijv. BTW – registratierechten – accijnzen – invoerrechten - … kunnen zijn: progressief – proportioneel – degressief Parafiscale ontvangsten = bijdragen aan de Sociale Zekerheid door werkgevers, werknemers en zelfstandigen Bedrijfsvoorheffing: % naargelang inkomen en gezinstoestand (zie hs 12) Roerende voorheffing: 27% (wordt 30% in2017) (of 15% in intresten van spaarboekje, met een vrijstelling van belastingen tot een bepaald bedrag aan intresten) Onroerende voorheffing: op geïndexeerd kadastraal inkomen; voor Vlaanderen, en vooral: opcentiemen voor de provincie en vooral voor de gemeente Vennootschapsbelasting: 33,99% (maximum) Btw: 6% - 12% - 21% Registratierechten: 5% - 10% (met ‘abattement’) Accijnzen: verschillend naargelang product Invoerrechten: voor landen buiten de EU; verschillend naargelang product en land
Niet-fiscale ontvangsten = winsten uit overheidsbedrijven, verhuur onroerende goederen, licenties, boetes, betalingen voor administratieve documenten, … I.g.v. eenmalige maatregelen spreekt men van ’one shots’ bijv. privatiseringen, verkoop v. overheidsgebouwen, verkoop van pensioenfondsen van overheidsbedrijven, … zie hb tabel onder punt 2: Belgische bedragen en verhoudingen Eurostat-statistieken (2016): overheidsontvangsten bbp Eurostat-statistieken: surf eerst met je standaardbrowser naar http://ec.europa.eu/eurostat/data/database en laat die pagina open staan; daardoor werken normaliter de rechtstreeks links in de dia’s België: 50,7 % EU28-gemiddelde: 44,7 % - Eurolanden: 46,1% (trend is opnieuw stijgend!, na enkele jaren dalende trend) Koplopers in EU: Den – Fra – Fin – Bel (in Europa ook Noo & Ijs) Laagste in EU: Ierland: 26,4 %
fiscale + parafiscale ontvangsten Andere ratio’s: belastingdruk = fiscale + parafiscale ontvangsten bbp Zie ook Eurostat – cijfers vr 2016 België: 46,8 % EU28-gemiddelde: 39,7 % - Eurolanden: 41,2 % (opnieuw stijgend, na enkele jaren dalende trend) koplopers in EU: Frankrijk, Finland, Denemarken en België laagste in EU: Ierland (24,4 %) VS: 26,8 % (2015) (bron: Oeso) overheidsbeslag = overheidsuitgaven bbp Zie ook Eurostat-statistieken België 2016: 53,2 % koplopers in EU ook hier: Frankrijk, Finland, Denemarken en België
nog 2 begrippen: sinds 2006 in België: notionele intrestaftrek = ondernemingen kunnen voor het berekenen van hun fiscale winst een fictieve rente aftrekken berekend op (een deel van) het eigen vermogen (zoals ze echte rente op hun vreemd vermogen aftrekken) vlaktaks = alternatief voor progressieve aanslagvoeten in de inkomstenbelasting: 1 tarief bijv. in Estland: 26% (ook vlaktaks in Letland, Litouwen, Rusland, …) (in België pleit Open VLD voor een vlaktaks van 30%, met een belastingvrije som – zie dit artikel) leidt tot meer inkomensongelijkheid
2006: invoering notionele interestaftrek (Bron: De Standaard, 9 mei 2012) 2006: invoering notionele interestaftrek
3. De overheidsuitgaven en hun bestemming Overheidsbestedingen = financiering (quasi-)collectieve goederen “werking v/h overheidsapparaat” (administratie, leger, politie, onderwijs, justitie, welzijnszorg, …) lonen en wedden (consumptie) aankopen goederen en diensten (consumptie) investeringen in infrastructuur (investeringen) - … Transferuitgaven = (inkomens)transfers aan gezinnen, bedrijven en buitenland sociale uitkeringen (pensioenen, werkloosheidsuitkeringen, kinderbijslagen, leeflonen, …) subsidies aan bedrijven interestbetalingen op de overheidsschuld bijdrage EU … zie hb tabel onder punt 3 (zie ook hier ivm sociale zekerheid)
Overheidsuitgaven ‘sociale bescherming’ in euro/inwoner (2014 - Eurostat)
Overheidsuitgaven gezondheidszorg in euro/inwoner (2014 - Eurostat)
BaMV: Uitgaven binnenlandse veiligheid in % van bbp (Eurostat)
BaMV: Militaire uitgaven in % van bbp (2015 – top 22 – SIPRI-database) Oman 16,2% South Sudan 13,8% Saudi Arabia 13,7% Iraq 9,1% Algeria 6,2% Israel 5,4% USSR/Russia Azerbaijan 4,6% Bahrain Armenia 4,5% Namibia 4,4% Jordan 4,2% Lebanon 4,1% Ukraine 4,0% Mauritania 3,9% Myanmar Brunei 3,7% Angola 3,5% Kyrgyzstan Colombia Pakistan 3,4% USA 3,3% France 2,1% Germany 1,2% Netherlands Belgium 0,9%
Cijfers (in orde van grootte!) bbp België 2016 +- 425 miljard EUR +- helft via belast., soc. bijdr. e.a. naar overheid +- 215 miljard +- 90 miljard nr. fed. overh. & gew. en gemeensch. +- 20 miljard federaal beleid & +-10 miljard bijlenen voor tekort ! = +- 30 miljard in totaal +- 70 miljard gewesten en gemeenschappen (Vlaanderen ruim 40 miljard) +- 105 miljard nr. sociale zekerheid (o.a. via fed. overh.!) +- 20 miljard nr. prov. & steden en gemeenten (o.a. via fed. overh) +- 2,5 miljard nr. EU (nettobetaling) (via fed. overh) rest blijft bij gezinnen en ondernemingen sinds de recentste staatshervorming (‘Vlinderakkoord’ v 2011 financieringswet 2014) ging +- 17 miljard extra naar de gewesten en gemeenschappen
Het begrotingssaldo van de overheid en de overheidsschuld 4.1 Omschrijving en feiten begrotingssaldo = financieringssaldo = netto te financieren saldo (cfr. supra) > 0 = begrotingsoverschot = financieringsoverschot < 0 = begrotingstekort = financieringstekort = 0 = begrotingsevenwicht overheidsschuld = openbare schuld = opgestapelde financieringstekorten (gefinancierd door leningen, op de financiële markten (ruim de helft) + bij het ‘eigen volk’ onder de vorm van obligatieleningen, staatsbons en schatkistcertificaten (kleine helft) ontstaan door herhaaldelijke begrotingstekorten vnl. in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw orde van grootte: ruim 450 miljard EUR (alle overheden samen) = bijna 40 000 euro per Belg, baby’s en 100-jarigen meegerekend
schuldgraad = schuldratio = overheidsschuld bbp in 1993 in België opgelopen tot recordhoogte van bijna 138% daarna gedaald en in 2004 onder de 100% gezakt, tot 87% in 2007 door de financiële crisis opnieuw stijgend => sinds 2011 opnieuw >100% streefdoel: onder de 60% brengen i/h kader van het Stabiliteitspact v/d EU en EMU Evolutie schuldgraad België (in % v bbp): Grafiek t.e.m. 2013: vanaf 2011: nieuwe Europese definitie van tot overheidsschuld behoort (stijging voor België wegens opnemen van ‘overheidsvehikels’ die een schuld torsen)
Schuldratio’s elders in de EU: Schuld v België is hier nog volgens de ‘oude’ berekening. (opm: EL staat voor Griekenland (‘Ellas’ i/h Grieks))
Elders in de wereld (2013):
4.2 Gevolgen van schuldfinanciering en een grote openbare schuld verdringings- of koekoekseffect v/d openbare schuld = (toenemende) interestbetalingen verdringen andere overheidsuitgaven, zoals die voor onderwijs, justitie, veiligheid, welzijnsvoorzieningen, ontwikkelingssamenwerking, toekomstige kosten van de vergrijzing, … rentesneeuwbal = wanneer moet geleend worden om de interesten op de overheidsschuld te kunnen betalen, nemen de totale interesten verder toe, zodat nog meer moet geleend worden, en een sneeuwbaleffect ontstaat
4.3 Stabiliteitspact van de Europese Unie 1992: Verdrag van Maastricht: voorwaarden om tot de Europese muntunie te mogen toetreden: begrotingstekort ≤ 3% schuldgraad ≤ 60% inflatie ‘onder controle’ 1996: Pact voor stabiliteit en groei (= ‘het stabiliteitspact’) tussen de Eurolanden: afgesproken dat voorwaarden 1 en 2 blijven gelden! Echter: in 2009 en 2010 en daarna 3%-norm door meeste Eurolanden overschreden (ook België) door financiële en economische crisis België : 2013: tekort 2,9% - 2014: tekort 3,2% - 2015: tekort 2,7 % - 2016: 2,6 % Evenwicht is alweer uitgesteld tot 2018 of 2019 Eigenlijk overschot nodig om kosten van de vergrijzing te kunnen betalen …
De besten en slechtsten van het begrotingsklasje (Zonder landen die minder dan tien jaar in de euro zitten) Sinds de invoering van de euro in 1999 (De Tijd – 15/12/2011) Land Aantal zonde-jaren tegen begrotings-norm Gemiddeld saldo van de begroting Aantal zondejaren tegen begrotings-norm Finland + 2,5% Ierland 4 - 3,7% Luxemburg + 1,7% Duitsland 7 ! - 2,2% België 3 - 1,4% Frankrijk 7 Nederland Italië 9 - 3,2% Oostenrijk - 2,1% Portugal - 4,7% Spanje - 2,2 Grieken-land 11 - 7,8% Eurozone - 2,7%
4.4 De schuldencrisis Lees de volledige tekst in het handboek, inclusief de kadertekst! Onthoud de grote lijnen.