Aardrijkskunde voor de 2e fase VWO 5 en VWO 6. Samenvatting De Geo - Globalisering Aardrijkskunde voor de 2e fase VWO 5 en VWO 6. Samenvatting
3.2 geld, politiek en ontwikkeling in de bewoonde wereld In deze paragraaf komen aan de orde: De nuttige eigenschappen van indicatoren zoals economische, politieke en sociale kenmerken, maar ook de beperkingen van landelijke gegevens toegepast op een lager schaalniveau.
Economische kenmerken en criteria Spreidingspatronen van bepaalde verschijnselen tonen overeenkomsten, maar ook verschillen tussen deze verschijnselen. Als de patronen van ruimtelijke spreiding samenvallen, kun je de wereld daarop indelen in macro-regio’s.
Economie gaat over geld verdienen en de besteding ervan. Welvaart kan je toetsen aan productie (BNP), verdiensten (inkomen) en werk (landbouw, industrie, diensten).
bij het gebruik van de cijfers/ indicatoren dient men zich wel af te vragen of deze wel kloppen. Vooral in ontwikkelingslanden worden de cijfers opgepoetst of zijn de gemiddelden gebaseerd op te weinig waarnemingen.
Inkomen en productie Nationaal inkomen/per capita (per inwoner) is de meest gebruikte indicator om ontwikkeling van een land te meten. Nationaal inkomen kan berekend worden door: Alle inkomens op te tellen Het BNP de waarde van alle geproduceerde goederen en diensten Totaal telling van alle bestedingen in een land (consumptie van burgers + investeringen + overheidsuitgaven + exporten minus bestedingen voor import)
Afgezien van het feit dat in ontwikkelingslanden het nauwelijks mogelijk is om deze cijfers boven tafel te krijgen (informele sector), is er ook sprake van verschil in koopkracht en verschil in valuta (alles moet worden omgerekend in dollars)
Verschil BNP en BBP Bij het BBP worden de betalingen van het saldo/verschil aan en van het buitenland niet meegeteld.
Koopkracht Hamburger-index: Wat betaal je in 120 landen bij een McDonald’s voor een hamburger
Verschil en verdeling Hoe is dit landelijk inkomen verdeelt over de inwoners? In de rijke landen is “Jan Modaal” normaliter de grootste groep. In de arme landen een kleine zeer rijke elite en een zeer grote groep armen. de Lorenz-curve (fig. 3.17) meet de verdeling De Gini-curve meet de inkomensongelijkheid in een land (0-100 hoe hoger des te ongelijker)
The Gini coefficient measures the inequality among values of a frequency distribution (for example levels of income). A Gini coefficient of zero expresses perfect equality, where all values are the same (for example, where everyone has the same income). A Gini coefficient of one (or 100%) expresses maximal inequality among values (for example where only one person has all the income)
Income Gini index map according to The World Bank (various 1994-2011).
Om een eerlijker beeld te krijgen zijn aan het BNP een aantal andere variabelen toegevoegd, zoals: Aantal internet aansluitingen Aantal mensen per arts Mate van alfabetisme Gemiddelde leeftijd Verdeling van de beroepsbevolking over de 3 sectoren landbouw, industrie, diensten
Hoewel in de tertiaire sector normaal gesproken de hoogste salarissen zitten, is er in de ontwikkelingslanden vaak een zeer grote ambtenarij (verborgen werkeloosheid, kiezersbinding) en zijn er veel mensen werkzaam in de informele sector.
Politieke kenmerken en criteria Democratie (verkiezingen en beleid) Mensenrechten Mate van corruptie en bestrijding ervan Rechten minderheden Niveau rechtspraak Te toetsen aan VN – rechten van de mens
Corruptie Factoren die leiden tot corruptie: zie blz. 122
Samenwerkingsverbanden NAFTA EU OPEC (zie fig. 3.24)
Sociale kenmerken en criteria Mate van verstedelijking Urbanisatiegraad Urbanisatietempo Vraag: wanneer is iets een stad (1000 inw. of 100000) Bij verstedelijking treedt verandering op mbt cultuur, mobiliteit, (kinder-)sterftecijfer, geboortecijfer Onderwijs/geschooldheid Hoeveel jaar onderwijs Hoeveel geld wordt er aan besteed Te meten via de mate van analfabetisme
3.3. overslaan!