Het persoonlijk voornaamwoord J. van Os Maurick College 2016-2017 Tweede klas
Het persoonlijk voornaamwoord Nls +1 +3 +4 ik ich mir mich jij du dir dich hij er ihm ihn zij sie ihr het es wij wir uns jullie euch ihnen u Sie Ihnen In het Nederlands bestaan er twee vormen van het persoonlijk voornaamwoord: Voor het onderwerp wordt “ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie, zij en u” gebruikt. Voor het meewerkend en het lijdend voorwerp wordt “mij, jou, hem, haar, het, ons, jullie, hen en u” gebruikt. In het Duits worden daar veel beter verschillen tussen gemaakt, vanwege de naamvallen
Met en zonder voorzetsels Nls +1 ow nwdvhg +3 aus, bei, mit, nach, seit, von, zu meewerkend vw +4 durch, für, gegen, ohne, um, bis, entlang lijdend voorwerp tijdsbepaling zonder vz ik ich mir mich jij du dir dich hij er ihm ihn zij sie ihr het es wij wir uns jullie euch ihnen u Sie Ihnen Ook bij het persoonlijk voornaamwoord moet er naar voorzetsels gekeken worden. Als die er niet zijn, dan wordt de zin ontleed.