Weet jij veel over VOGELS ? Doe de quiz als volgt: Neem je antwoordblad en een potlood. Wacht bij een nieuw scherm tot alle plaatjes, de vraag en de meerkeuze-antwoorden te zien zijn. Kies het beste antwoord en kruis de letter (A, B of C) aan op je antwoordblad (je kunt de antwoorden NIET intikken op de computer!). Ga dan met de spatiebalk door naar de volgende vraag. Klaar om te beginnen? Met de spatiebalk kom je bij de intro en de eerste vraag.
Vogels in v o g e l v l u c h t Q U I Z
1. Iedere soort vogel heeft zijn favoriete leefgebied. Hoe noem je zo’n leefgebied? A. Biotoop B. Bioloog C. Territorium
2. Er zijn veel typische bosvogels. Wat geldt voor bosvogels? A. Ze willen graag de verre omtrek bekijken B. Ze zijn niet bang van mensen C. Ze houden zich graag verborgen
3. Zomaar wat foto’s uit een biotoop. Welke biotoop is dit? A. Bos B. Water C. Tuin
4. Bij het water kun je veel vogels zien. Wat zijn echte watervogels? A. Wilde eend, blauwe reiger, kievit B. Wilde eend, fuut, kievit C. Wilde eend, blauwe reiger, fuut
5. Deze watervogel is een meerkoet. Wat heeft hij aan zijn poten? A. Flapjes B. Lobben C. Zwemvliezen
6. Er zijn allerlei soorten snavels. Wat doet deze vogel met zijn snavel? A. Scheuren B. Hakken C. Onderzoeken
7. Sommige vogels hebben een krop om hun eten voor te weken. Welke vogels hebben geen krop? A. Alleseters B. Vleeseters C. Planteneters
8. Steentjes in de maag helpen het voedsel fijn te malen. Welke vogels hebben geen steentjes in hun maag? A. Planteneters B. Vleeseters C. Alleseters
9. Vogels maken verschillende typen nesten om hun eieren in te leggen. Wat voor nest maakt de kievit? A. Grondnest B. Komvormig nest C. Holennest
10. In de paartijd vormen vogels een paartje (man en vrouw). Wat hoort bij de paartijd? A. Het mannetje krijgt mooie kleuren en zingt zijn hoogste lied B. Mannetje en vrouwtje krijgen mooie kleuren C. Het vrouwtje geeft cadeautjes aan het mannetje
11. Eieren moeten bebroed worden voordat ze uitkomen. Welke eieren worden het langst bebroed? A. Eieren van nestblijvers B. Eieren van nestvlieders C. Alle eieren worden even lang bebroed
12. Een grondnest staat aan veel gevaren bloot. Noem er drie. A. Landbouwwerktuigen, roofvogels, hagel B. Landbouwwerktuigen, vossen, roofvogels C. Vossen, roofvogels, hagel
13. Een vogel heeft verschillende soorten veren. Welke veer is dit? A. Donsveer B. Dekveer C. Slagpen
14. Vogels besteden veel tijd aan hun verenpak. Waarom moeten vogels hun veren goed verzorgen? A. Om vrij van ongedierte te blijven B. Om goed te kunnen blijven vliegen C. Om hun verenpak waterdicht te houden
15. Een vogel moet licht zijn om te kunnen vliegen. Wat helpt mee om een vogel licht te houden? A. Een vogel heeft weinig botten B. De botten van een vogel zijn hol C. Een vogel heeft veren in plaats van botten
16. Vliegen kost energie. Wat kost bij vliegen het minste kracht? A. Opstijgen B. Landen C. In de lucht blijven
17. Standvogels blijven het hele jaar hier. Welke drie vogelsoorten zijn standvogel? A. Koolmees, huismus, winterkoninkje B. Winterkoninkje, ooievaar, koolmees C. Huismus, kraanvogel, roodborstje
18. Een jonge koekoek groeit op in het nest van een vreemde vogelsoort. Hoe vindt hij toch de weg naar Afrika? A. De kennis van de trekroute is aangeboren, het is een instinct B. Hij gaat met de ‘gastouders’ mee naar Afrika C. Zijn eigen ouders komen hem ophalen voor de reis
19. De zwaluw broedt bij ons en overwintert in Afrika. Hoe noem je zo’n vogel? A. Wintergast B. Doortrekker C. Zomervogel
20. Uitspraken over vogels. 1 20. Uitspraken over vogels. 1. Trekvogels broeden op de ene plek en overwinteren op een andere plek. 2. Trekvogels vliegen altijd overdag. 3. De spijsvertering van een koolmees verandert in het najaar en in het voorjaar. 4. Sommige soorten vogels zijn bij ons standvogels maar in Scandinavië zomervogels. 20. Uitspraken over vogels. 1. Trekvogels broeden op de ene plek en overwinteren op een andere plek. 2. Trekvogels vliegen altijd overdag. 3. De spijsvertering van een koolmees verandert in het najaar en in het voorjaar. 20. Uitspraken over vogels. 1. Trekvogels broeden op de ene plek en overwinteren op een andere plek. 2. Trekvogels vliegen altijd overdag. 20. Uitspraken over vogels. 20. Uitspraken over vogels. 1. Trekvogels broeden op de ene plek en overwinteren op een andere plek. Welke uitspraken zijn waar? A. 1, 2 en 4 zijn waar B. 1, 3 en 4 zijn waar C. Alle uitspraken zijn waar
Dit was de Powerpointquiz bij ‘Vogels in vogelvlucht’ Gebruik de spatiebalk om te kijken of je de antwoorden goed hebt.
Had je alle of bijna alle vragen goed. Uitstekend Had je alle of bijna alle vragen goed? Uitstekend! Dan heb je veel over vogels geleerd. Let ook buiten eens op of je vogels ziet, je weet nu hoe leuk en interessant het is!