1
Geslaagd... 2
Geslaagd... Wie beoordeelt? 3
Geslaagd... Wie beoordeelt? Christus. 4
Geslaagd... Wie beoordeelt? Christus. Dus niet: mensen om je heen. 5
Geslaagd... Wie beoordeelt? Christus. Dus niet: mensen om je heen. Dus niet: jij zelf. 6
Geslaagd... Wie beoordeelt? Christus. Dus niet: mensen om je heen. Dus niet: jij zelf. Dus niet: of je Jood bent. 7
Geslaagd... Wat is de test? Hoor je bij Christus. 8
Geslaagd... 9
Geslaagd... Wat is de test? Hoor je bij Christus. Gemakkelijk: ja/nee. 10
Geslaagd... Wat is de test? Hoor je bij Christus. Gemakkelijk: ja/nee. Moeilijk: 11
Geslaagd... Wat is de test? Hoor je bij Christus. Gemakkelijk: ja/nee. Moeilijk: je ziet Hem niet 12
Geslaagd... Wat is de test? Hoor je bij Christus. Gemakkelijk: ja/nee. Moeilijk: je ziet Hem niet toch wil Hij 100% 13
Geslaagd... Wat is de test? Hoor je bij Christus. Gemakkelijk: ja/nee. Moeilijk: je ziet Hem niet toch wil Hij 100% Maar: Hij zal trouw zijn. 14
Geslaagd... 15
Geslaagd... 16
Geslaagd... 17
Geslaagd... 18
Geslaagd... 10