Metend rekenen 5de leerjaar.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Meten met Maten.
Advertisements

METRIEKE STELSEL Museum Ouder-Amstel.
Grote getallen Getallen groter dan vier cijfers schrijf je meestal in groepjes van drie. Je schrijft niet maar Dit spreek je.
Goedemorgen.
M3F-MATEN - Gewichten en lengtematen
Meten Grootheden kun je meten in eenheden. Tijd seconde Luchtdruk bar
Een manier om problemen aan te pakken
Les 20 Hoekgrootte.
Arena 5 van MathBattle Maten
Presentatie Inhouden en vergrotingen.
Stichting Onderwijs der EBGS MTD Workshop 2015
Workshop C verhouding van inhoud, lengte en oppervlakte &
Gecijferdheid 2 (Meten 1 – ME144X) week 5
Gecijferdheid 2 (Meten 1 – ME144X) week 3
Gecijferdheid 2 (Meten 1 – ME144X) week 4
Gecijferdheid 2 (Meten 1 – ME144X) week 4
Vierhoeken (eigenschappen van zijden en hoeken) Omstructureren
Gecijferdheid 2 (Meten 1 – ME144X) week 5
Significante cijfers Wetenschappelijke notatie a • 10b
Vormleer: vlakke figuren - vierhoeken
Meetkunde 5L week 15: Driehoeken tekenen vierhoeken vlakke figuren
Meetkunde 5L herhalingsweek: 5L : ‘herhalingsweek’
Vormleer: vlakke figuren omstructureren – oppervlakte grillige figuren
Verhaalsommen groep 8. Peter doet mee aan de 10 km hardlopen. De baan is 400 m per ronde. Hoeveel ronden moet Peter lopen? a)15c) 20 b) 25d) 30.
Zoek de het juiste antwoord 100 cm1 meter Tien voor drieKwart over drieKwart over tien Tien uurDrie uurKwart over elf next.
Zoek de het juiste antwoord 100 cm1 meter 100 meter1000 centimeter100 decimeter 1000 meter2000 meter meter next.
Inhoud Lengte, oppervlakte en inhoudsmaten. Tijd..
Meetkunde 5L week 14: Vierhoeken tekenen vierhoeken vierkant vlieger
Rekenquiz. Vraag 1. Decimale getallen Zet de decimale getallen van groot naar klein. Welk getal komt er in het rode vak? 7,431,684,295,051,667,493,49.
Meten en meetkunde in het verkeer
Les 4: SAMENGESTELDE GROOTHEDEN
Toepassingen 5de leerjaar.
Meetkunde 5de leerjaar.
Les 4: SAMENGESTELDE GROOTHEDEN
Vandaag: Restant les 3 Verhoudingen
Herhalen schaal Schaal is een verhouding.
Grootheden en Eenheden
les 3 digitale rekenblokken Verhoudingen in context situaties
IMATerials: audiomat  .
Herhalen schaal Schaal is een verhouding.
SCHAAL in toepassingssituaties
Loodrechte lijnen tekenen
Lengte, oppervlakte en inhoud
Les 5 vermenigvuldigen en delen in dagelijkse situaties
TECHNISCHE FICHE : De schaal berekenen.
Hoeken meten Soorten hoeken. De delen van een geodriehoek.
De Wiskanjers Tijd.
Rekenen Meten en Meetkunde 2f Les 3 Omtrek, oppervlakte en inhoud
NASK – METRISCH STELSEL
Snelheid Module 3 Basisstof 3.
Rekenen Les 6 Meten en Meetkunde in het verkeer Les 7 Meten in recepten Les 5 figuren slaan we over!
Meten en meetkunde les 3: omtrek, oppervlakte en inhoud
Omtrek, oppervlakte en inhoud
Rekenen Les 7 Meten in recepten.
Hoofdstuk 28 Snelheid en tijd. Hoofdstuk 28 Snelheid en tijd.
Meten en meetkunde les 4: samengestelde grootheden
Rekenen Verbanden les 3: Rekenen met tabellen 1 Verbanden les 5: Rekenen met grafieken, diagrammen en tabellen.
Les 3 verhoudingen Verhoudingen.
Rekenen Meten en Meetkunde 2f Les 3 Omtrek, oppervlakte en inhoud
Les 9: meten en meetkunde in de tuin
Rekenen Les 5: rekenen met grafieken, diagrammen en tabellen
SCHAAL in toepassingssituaties
Rekenen Les 6 Meten en Meetkunde in het verkeer Les 7 Meten in recepten Les 5 figuren slaan we over!
Les 7: woordformules gebruiken
Omrekenen eenheden Volume
Rekenen Meten en Meetkunde 2f Les 3 Omtrek, oppervlakte en inhoud
oppervlakte en inhoudsmaten
Transcript van de presentatie:

Metend rekenen 5de leerjaar

oppervlaktematen: m², dm², cm², mm² omtrek oppervlakte omtrek oppervlakte lengtematen: m, dm, cm, mm oppervlaktematen: m², dm², cm², mm²

oppervlakte van een rechthoek/vierkant b x h h b x h b b b = 8 cm h = 4 cm oppervlakte = b x h 8 cm x 4 cm = 32 cm² b = 3 cm h = 3 cm oppervlakte = b x h 3 cm x 3 cm = 9 cm²

oppervlakte van een parallellogram h b h b b x h Maak van het parallellogram een rechthoek en gebruik dezelfde formule. Let op: de hoogtelijn h staat loodrecht op de basis! b = 5,2 cm h = 6 cm oppervlakte = b x h 5,2 cm x 6 cm = 31,2 cm²

oppervlakte van een driehoek b h b h b x h 2 De opp. van de driehoek is de helft van de opp. van de rechthoek. b = 10 cm h = 4 cm oppervlakte = b x h 2 10 cm x 4 cm : 2 = 20 cm² b = 4 cm h = 6 cm oppervlakte = b x h 2 4 cm x 6 cm : 2 = 12 cm²

oppervlakte van een ruit b h D d b x h 2 De opp. van de ruit is de helft van de opp. van de rechthoek. b = 6cm h = 8 cm oppervlakte = b x h 2 6 cm x 8 cm : 2 = 24 cm²

figuren omstructureren 1 Hoe bereken je de opp. van deze figuur? opp. totale figuur = opp. rechthoek 1 + opp. rechthoek 2 + opp. vierkant 3 + opp. driehoek 4 1 3 2 Verdeel de figuur in vlakke figuren waarvan je de formule kent om de opp. te berekenen. 4

figuren omstructureren 2 Voeg er een vlakke figuur aan toe, bereken de opp. van de totale figuur en trek er de opp. van de toegevoegde figuur af. 1 2 Hoe bereken je de opp. van deze figuur? opp. totale figuur = opp. vierkant 1 – opp. rechthoek 2

samen is dat 33°C verschil Temperatuur °C thermometer 1  31 °C thermometer 2  - 2 °C temperatuursverschil = 33 °C van 31°C tot 0°C van 0°C tot -2°C 31°C 2°C samen is dat 33°C verschil Belangrijk om te weten: water kookt bij 100 °C water bevriest bij 0 °C normale lichaamstemperatuur van een mens is 37 °C als het buiten onder de 0 °C is dan vriest het

geldwaarden € / EUR / euro

geldwaarden € / EUR / euro Notatie 5,14 euro = € 5,14 = 5,14 EUR Altijd 2 cijfers na de komma, bv. € 12,40 - 58,04 EUR - 4,22 euro Afrondingsregels is het volgende cijfer 1, 2, 3 of 4  naar beneden afronden is het ‘volgende’ cijfer 5, 6, 7, 8 of 9  naar boven afronden Bv. € 37,184  €37,18 je schrijft € 17,52 je leest 17 euro 52 cent € 0,38 38 cent Een damesfiets kost €247,87 Je betaalt met 1 biljet van € 200 en 1 van € 100 Je krijgt terug: 1 x €50, 1 x €2, 1 x 10 cent, 1 x 2 cent, 1 x 1 cent

de hoek A benen O hoek B hoekpunt Elke hoek heeft altijd 2 benen!

hoekgrootte meten tot op 1° nauwkeurig Bepaal op voorhand of de hoek die je moet meten een rechte, scherpe of stompe hoek is. Leg de geodriehoek met het nulpunt op het hoekpunt. Draai de geodriehoek zo dat - 1 been samenvalt met de tekenzijde - het andere been van de hoek onder de geodriehoek ligt Lees de hoekgrootte af in graden. Let op: scherpe hoek.

hoek tekenen tot op 1° nauwkeurig Teken hoek BÂC van 120°. Teken een lijnstuk en noteer de letter A bij het begin. 2. Leg de geodriehoek zo dat het nulpunt samenvalt met het punt A. Zet een puntje bij de 120°. Let op: zorg dat het een stompe hoek wordt! 4. Doe de geodriehoek weg en teken het andere been van de hoek door het punt. 5. Noteer de punten B en C op de benen van de hoek. A A A A A B C

lengte km kilometer 100m 10m m meter dm decimeter cm centimeter mm millimeter 1 5 3 6 7 2 9 8 1005 m = 1,005 km 3,67 m = 36,7 dm = 367 cm 25,998 m = 259,98 dm = 25 998 mm 1 km = 1000 m 1 m = 10 dm = 100 cm = 1000 mm Gebruik een potlood/balpen/lat/… als kommalijn!

1 ha landmaten km² 10 000 m² hectare ha 100 m² are a 1 m² centiare ca 3 5 7 2 1 ha 35 a 70 ca 3 a = 300 ca = 300 m² 52 ha 03 a = 5 203 a 1 ha = 100 a = 10 000 ca = 10 000 m² 1 a = 100 ca = 100 m² Gebruik een potlood/balpen/lat/… als kommalijn! 1 ha

Gebruik een potlood/balpen/lat/… als kommalijn! gewicht kg kilogram 100 g 10 g g gram 3 5 4 6 2 3 500 g = 3,5 kg 406 g = 0,406 kg 32 g = 0,032 kg 1 kg = 1000 g Gebruik een potlood/balpen/lat/… als kommalijn!

inhoud 100 l 10 l l liter dl deciliter cl centiliter ml milliliter 8 4 7 1 3 5 8,47 l = 84,7 dl = 847 cl 13,005 l = 13 005 ml 55 ml = 5,5 cl 1 l = 10 dl = 100 cl = 1000 ml Gebruik een potlood/balpen/lat/… als kommalijn!

volume = aantal blokjes waaruit het bouwsel is gemaakt volume = 12 blokjes volume = 25 blokjes volume = aantal blokjes waaruit het bouwsel is gemaakt

volume oppervlakte ruimtefiguur volume: 24 blokjes oppervlakte: boven- en ondervlak = 12 cm² x 2 = 24 cm² voor- en achtervlak = 8 cm² x 2 = 16 cm² zijvlak rechts en links = 6 cm² x 2 = 12 cm² alles samen  24 cm² + 16 cm² + 12 cm² = 52 cm²

snelheid Gemiddelde snelheid = afstand die iemand aflegt in 1 uur. (km/uur) De afstand berekenen Een autobestuurder rijdt gedurende 45 min. met een gemiddelde snelheid van 80 km per uur. welke afstand legt hij af? AFSTAND TIJD 80 km 1 uur (60 min.) 20 km 15 min. 60 km 45 min. De autobestuurder legt 60 km af in 45 min. : 4 x 3 De tijd berekenen Een fietser legt een afstand van 50 km af met een gemiddelde snelheid van 15 km/uur. Hoe lang is hij onderweg? AFSTAND TIJD 15 km 1 uur (60 min.) 1 km 4 min. 50 km 200 min. (3 uur en 20 min.) De fietser is 3 uur en 20 min. onderweg. : 15 : 15 x 50 x 50

snelheid Gemiddelde snelheid = afstand die iemand aflegt in 1 uur. (km/uur) De gemiddelde snelheid berekenen Maaike legt een wandeltocht van 24km af in 8 uur. Wat was haar gemiddelde snelheid per uur? AFSTAND TIJD 24 km 8 uur 3 km 1 uur Maaike haalt een gemiddelde snelheid van 3 km per uur. : 8

schaal Schaalberekening wordt gebruikt bij een afbeelding van de werkelijkheid. Je kunt iets kleiner of groter afbeelden dan het in het echt is. in werkelijkheid is de vulpen 12 cm lang op de verkleinde afbeelding meet de vulpen 4 cm breukschaal: 1 / 3 = 1 cm op tekening is in werkelijkheid 3 cm lijnschaal: 0 3 6 9 cm in werkelijkheid is de vlieg 1 cm lang op de vergrote tekening is de vlieg 4 cm lang breukschaal: 4 / 1 = 4 cm op tekening is in werkelijkheid 1 cm

Schaalberekening 1 Het verkleinde model heeft een lengte van 8 cm. Een auto heeft een lengte van 4 m. Hoe lang moet je het verkleinde model op schaal 1/50 tekenen? schaal: 1/50 = 1 cm op tekening is in werkelijkheid 50 cm verhoudingstabel: tekening 1 1 cm ? werkelijkheid 50 50 cm 400 cm X 8 tekening 1 1 cm 8 cm werkelijkheid 50 50 cm 400 cm X 8 Het verkleinde model heeft een lengte van 8 cm.

Schaalberekening 2 Wat is de werkelijke afstand tussen Brugge en Brussel? 0 33 66 km schaal: 1/33 = 1 cm op tekening is in werkelijkheid 33 km verhoudingstabel: tekening 1 1 cm 3 cm werkelijkheid 33 33 km ? X 3 tekening 1 1 cm 3 cm werkelijkheid 33 33 km 99 km X 3 De werkelijke afstand tussen Brugge en Gent is 99 km.

tijdstip het is 17 over 12 en 31 sec. het is kwart voor 2 en 59 sec. 12 : 17 : 31 00 : 17 : 31 het is kwart voor 2 en 59 sec. 01 : 45 : 59 13 : 45 : 59 het is half 8 07 : 30 19 : 30 : 00

soorten klokken 14 : 10 : 22 analoge klok digitale klok

tijdsduur Om te onthouden… 1 eeuw is 100 jaar. 1 jaar is 12 maanden of 52 weken of 365 (366*) dagen 1 maand is 28, (29*), 30 of 31 dagen. 1 week is 7 dagen. 1 dag is 24 uren. 1 uur = 60 minuten (min.) 1 trimester is 3 maanden (= kwartaal) 1 minuut = 60 seconden (sec.) 1 semester is 6 maanden * in een schrikkeljaar telt februari 29 dagen i.p.v. 28. Elk jaar dat deelbaar is door 4 is een schrikkeljaar, bv. 2004, 2008, 2012, … behalve de eeuwjaren, die tellen niet mee!